In mei 1813 vertrekt de eerste lichting van Napoleons eliteleger Garde d’Honneur naar Frankrijk, waaronder ook drie Rotterdamse jongemannen. Van hen zijn 51 brieven bewaard gebleven in het Gemeentearchief Rotterdam. De brieven die zij naar huis schreven, geven ons een uniek kijkje in de belevenissen van de drie Gardes.
Door Anneloes Klein-Horsman
Een groot gedeelte van het leger van Napoleon Bonaparte (1769 -1821) komt om het leven tijdens de Russische veldtocht van 1812. Daarom ontstaat het idee om, naast het versneld oproepen van mannen die al voor de dienst ingeloot zijn, ook de elite in te zetten.
Voorheen kon deze groep tegen betaling hun dienstplicht door iemand anders laten vervullen. Door het oprichten van een ereleger, een zogenaamde Garde d’Honneur, kan deze elitegroep echter niet langer voorkomen dat ook zij in dienst van Napoleon moeten treden. Ondanks alle protesten worden uiteindelijk vijfhonderd Nederlanders opgeroepen, waaronder twaalf Rotterdammers. In mei 1813 vertrekken ze richting de stad Metz in Noordoost-Frankrijk. Hier zijn veel troepen van Napoleon gelegerd voordat ze naar het slagveld trekken.
Van drie van de twaalf Rotterdamse Gardes, namelijk Jacob van Zwijndregt, Paulus Cornelis de Bie en Pieter van Vollenhoven, zijn in totaal 51 brieven die ze in Metz schreven, bewaard gebleven in het Gemeentearchief Rotterdam.
Het overgrote deel hiervan is aan de ouders gericht. De brieven gaan voornamelijk over de belevenissen in de Garde d’Honneur, hun verlangen om weer snel thuis te zijn, hun angsten en vooral over de hoop op een goede afloop.
Onkruid vergaat niet
Na aankomst in Metz komen de drie Rotterdamse Gardes in verschillende regimenten terecht. Van Zwijndregt verblijft tijdens zijn gehele dienstperiode in Metz. Hij struint door de stad, verveelt zich, houdt zich bezig met zaken en schrijft veel brieven naar huis. Opvallend is dat hij van zijn ouders eist dat zij hem regelmatig terugschrijven. Wanneer hij een week geen post heeft ontvangen, aarzelt hij niet om hier zijn ongenoegen over te uiten.
Van de drie Gardes is Van Zwijndregt degene die het meest de indruk wekt zijn gedachten impulsief op papier te zetten. Hij moppert op Frankrijk, het eten en het gebrek aan geld, en lijkt te smachten naar goed nieuws van het thuisfront. Ook draagt hij zijn ouders op om vooral goede hoop te houden. Zo schrijft hij op 1 december 1813:
“Houd goede moed vooral voor uwe kinderen en voor deeze ondergeteekende, die u het oude spreekwoord herinnert: – ‘onkruid vergaat niet.’”
Ongeschikte ‘runderen’
De legereenheid van De Bie voegt zich al snel bij het hoofdleger. Van de drie mannen is hij als enige aanwezig bij de Volkerenslag bij Leipzig en de Slag bij Hanau. Gelukkig voor de Gardes d’Honneur vindt Napoleon ‘deze runderen’ totaal ongeschikt om te vechten en worden ze als reserve opgesteld. Dit neemt niet weg dat het meemaken van deze slagen verschrikkelijk moet zijn geweest.
De Bie heeft van de drie Gardes de minste tijd om te schrijven. Dit is te zien aan het aantal brieven, maar ook aan het slechte handschift waar hij zich regelmatig voor verontschuldigt. Wat vooral uit zijn brieven naar voren komt, is zijn opgewekte, berustende houding. Hij maakt er het beste van en verlangt snel terug te kunnen keren naar huis. Hij hoopt vooral dat zijn ouders zich niet teveel zorgen om hem maken en dat zijn familie gezond is.
Twee Nederlandse gardisten in uniform.(foto: W.F. Lichtenauer – De Nederlandse in Napoleon’s Garde d’Honneur, 1971)
Gestolen wapenuitrusting
Het regiment van Van Vollenhoven vertrekt ook vrij snel uit Metz. Zijn wapenuitrusting blijkt echter gestolen te zijn, waardoor zijn vertrek wordt uitgesteld. Wanneer hij eindelijk richting het front trekt, wordt zijn paard kreupel, waardoor hij zich wederom niet bij het hoofdleger kan aansluiten. Van Vollenhoven is hier uiteraard niet rouwig om. Hij schrijft hierover:
“Het is zeker dat ik alle reden heb om blijde te zijn dat ik te Erfurt de compagnie verlaten heb.”
Van Vollenhoven maakt over het algemeen een opgeruimde indruk. Over gebeurtenissen, zoals de aan hem opgelegde straf wanneer hij zijn uitrusting kwijt is, schrijft hij luchtig. Hij uit vooral zijn blijdschap over het feit dat hij nog niet daadwerkelijk bij de oorlog is betrokken. Hij hoopt de strijd te kunnen blijven mijden en snel weer naar huis terug te keren.
Frankrijk apenland
Van Frankrijk zijn de Gardes duidelijk niet onder de indruk. Het felst hierin is Van Zwijndregt. Zo schrijft hij in zijn brief van 4 juli 1813: “Lelijke wegen, het eeten miserabel logementen vuil de menschen zoo stom als apen, ik noem het ook een apenland.” De Gardes zijn ook niet te spreken over het gebrek aan comfort. De slechte slaapplaatsen en het harde werk zijn ze niet gewend. Daarbij zien de mannen het verzorgen van hun eigen paard als beneden hun stand.
Na verloop van tijd went het gebrek aan gemak echter. Zo schrijft Van Vollenhoven op 15 september aan zijn ouders:
“[Het slapen op een hoop stro] ben ik reeds gewoon en ik slaap er zoo goed als in het zachtste bed.” Vermoedelijk probeerden de mannen het beste van de situatie te maken.”
Heimwee
De drie Gardes verlangen er enorm naar om naar huis terug keren. Brieven van thuis worden met veel enthousiasme ontvangen en beantwoord. Vooral Van Zwijndregt lijkt last te hebben van heimwee. Hij grijpt elk excuus aan om een brief naar zijn familie te schrijven. Een opvallend voorbeeld hiervan is zijn brief van 14 november 1813. Hierin schrijft hij:
“Waarde ouders! Daar ik volmaakt niets te schrijven heb, dit halfje het restant van mijn postpapier is, en dus de ports verligt, zoo dagt ik het onnodig om zulks onnut te bewaren.”
Adres in Rotterdam uit een van de brieven van de Rotterdamse gardes.
Bevrijding van Nederland
In november 1813 wordt Nederland bevrijd. De Nederlandse Gardes in Frankrijk worden gevangen genomen. Van Zwijndregt is Metz op tijd ontvlucht en reist terug naar Nederland. Van Vollenhoven en De Bie worden door de Fransen gevangen genomen. Van Vollenhoven kan echter onderweg uit Franse handen ontsnappen en onderduiken. Van de drie hier besproken Gardes brengt alleen De Bie de volledige tijd in Franse gevangenschap door.
Vanaf april 1814 worden de overgebleven Nederlandse Gardes d’Honneur vrijgelaten en kunnen ze eindelijk naar huis terugkeren.
Na hun terugkeer in Rotterdam pakken de drie mannen het gewone leven weer op. De Bie wordt wijnkoper in zijn geboortestad Rotterdam. Hij overlijdt in 1834. Van Vollenhoven wordt in Rotterdam President van de Arrondissementsrechtbank en Commandeur in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Hij overlijdt in 1875. Van Zwijndregt wordt refactiemeester van tabak en assuradeur (verzekeraar). Hij overlijdt in 1867.
Opgeslagen geschiedenis
In archieven zijn vele brieven en dagboeken te vinden van mensen die deel uitmaakten van grote en minder grote gebeurtenissen in onze geschiedenis. Dankzij deze opgeslagen nalatenschappen kunnen we niet alleen een indruk krijgen van deze historische gebeurtenissen, maar ook van het persoonlijke leven van mensen eeuwen geleden. We lezen immers ook over hun gevoelens van angst, heimwee of hoop. En zo halen ook de brieven van deze drie Rotterdammers het verleden toch ineens een stuk dichterbij.
Verder kijken en lezen
- De genoemde brieven zijn te vinden in het Gemeentearchief Rotterdam
- Lees ook het artikel over Napoleon’s leger en de Hel van Leipzig op GeschiedenisBeleven.nl
©GeschiedenisBeleven.nl, auteur: Anneloes Klein Horsman, eindredactie Marleen Boeve, foto’s: Wikimedia. De foto’s van de brieven zijn gemaakt door de auteur