De anatomische les

Les in de anatomie van Dr. Frederik Ruysch (schilderij van Adriaen Backer, circa 1670 (foto: Wikimedia)

In de 17e eeuw tonen kunstenaars hoe lichamen op de snijtafel worden ontleed en worden anatomische schouwzalen populair. Wat gebeurde er op de vroegmoderne snijtafels? En wat zien we op de schilderijen over de anatomische les?

Door Richard Velthuizen

Centraal in de schilderijen over de anatomische les, staat de praelector anatomiae; de voorlezer in de anatomie. Hij houdt zijn voordracht voor een statig gekleed chirurgijnsgilde. Alle ontledingen lijken plaats te vinden in donkere kamers, wat een besloten sfeer oproept. Het exclusieve gezelschap dat op de schilderijen is geportretteerd bevestigt deze sfeer. Maar de historische realiteit was anders.

Galenus en de humores

De ontleedkundige demonstraties stamden uit de 16e eeuw. Gedurende de middeleeuwen was het werk van Claudius Galenus (131-201) , daterend uit de 2e eeuw, toonaangevend geweest. Volgens Galenus waren er in het menselijk lichaam vier lichaamssappen, humores aanwezig: bloed, gele gal, zwarte gal en slijm. Een verstoring in de balans tussen die sappen leidde volgens Galenus tot ziekte. Door middel van aanpassingen in het voedingspatroon en aderlatingen zou de balans tussen de verschillende sappen herstellen, en de ziekte bevochten worden.

Aderlating door een chirurgijn. Tekening uit het handschrift “Die sieben weisen Meister” uit 1471.
Aderlating door een chirurgijn. Tekening uit het handschrift “Die sieben weisen Meister” uit 1471. (foto: Wikimedia)

Tot in de 16e eeuw werd het werk van Galenus gezien als dat van ieder ander klassieke auteur, wat betekende dat er aan de autoriteit van Galenus’ theorie niet werd getornd. Op die wijze domineerde de leer over de humores bijna 1500 jaar de medische wetenschap.

Het was de Vlaamse arts Andreas Vesalius (1514-1564) die het aan het begin van de 16e eeuw aandurfde om aan de stoelpoten van Galenus te zagen.

De proefondervindelijke waarneming strookte volgens Vesalius simpelweg niet met de modellen van Galenus. Na veel studie van zowel dierlijke als menselijke lichamen, publiceerde Vesalius in 1543 zijn De Humani Corporis Fabrica, Libri Septem, oftewel Zeven boeken over de werking van het menselijk lichaam. Dit boek was niet alleen een kritiek op de theorie van Galenus, maar vormde tot in de 18e eeuw een instructieboek dat in iedere snijzaal aanwezig was.

Anatomie aan de Universiteit Leiden

Vesalius’ boek veroorzaakte een frisse wind in de medische wetenschap. Verschillende universiteiten in Europa kregen een hernieuwde interesse in de bestudering van het menselijk lichaam. In 1586 werden er aan de Universiteit Leiden de eerste colleges in de anatomie gegeven.

Maar hoe revolutionair de nieuwe medische inzichten ook waren, je had er niets aan zolang die kennis niet bij de mannen van de praktijk terechtkwam. Het onderzoek aan de universiteiten stond namelijk volledig los van de chirurgijns, die verenigd waren in het chirurgijnsgilde.

Om deze kloof te overbruggen, begon de Leidse hoogleraar anatomie Petrus Pauw aan de bouw van een ontmoetingsplaats tussen onderzoekers en praktijkmensen. Het eerste Theatrum Anatomicum, de anatomische schouwzaal, in Noord-Europa was een feit.

Ontledingen van misdadigers

De Staten van Holland verleenden aan de Universiteit Leiden het privilege om de lichamen van veroordeelde misdadigers te vorderen. Doorgaans ging het daarbij om gehangenen, wiens lichamen na het voltrekken van het vonnis nog het meest intact waren.

De ontledingen volgden een vast patroon, in drie sessies verdeeld over drie dagen. Als eerste kwamen de ingewanden in de buikholte aan bod. Vervolgens werden de longen en het hart getoond. Als laatste volgde een college over de inhoud van het hoofd.

Deze volgorde had zowel een praktische als een symbolische reden. Zonder de mogelijkheid tot preservatie van het lichaam konden de doctoren uitsluitend in de wintermaanden hun lessen verzorgen. Maar zelfs dan bedierf het lichaam snel, dus de meest bederfelijke organen kwamen als eerste aan bod. Van het hoogste belang was het hoofd, omdat daar de menselijke ziel in zetelde.

Ook hierin werd de opvatting gevolgd over de rangorde van de organen volgens de klassieken. De buikholte ondersteunde namelijk de lagere levensfuncties als voeding en ontlasting. Het hart en de longen droegen op hun beurt zorg voor de adem en onderhielden het lichaam van zijn warmte.Van het hoogste belang was het hoofd, omdat daar de menselijke ziel in zetelde.

Het Leids anatomisch theater (of Theatrum Anatomicum), begin van de 17e eeuw (tekening van ets van Willem Swanenburgh door Jan van ’t Woudt.
Het Leids anatomisch theater (of Theatrum Anatomicum), begin van de 17e eeuw (tekening van ets van Willem Swanenburgh door Jan van ’t Woudt.

Kennisoverdracht en vermaak

Het Theatrum Anatomicum was aanvankelijk dus bedoeld voor de overdracht van kennis door de onderzoekers aan studenten en de vakmensen van het chirurgijnsgilde. Maar ook mensen van buiten de universiteit of het gilde konden voor vijftien stuivers een toegangsbewijs kopen. Het was mogelijk om een kaartje aan te schaffen voor een enkele sessie, maar er waren ook passe-partouts beschikbaar die een plaats bij de gehele serie garandeerden. En de mensen kwamen graag.

De Leidse snijzaal bood plaats aan 400 mensen en was iedere winter opnieuw tot de nok gevuld. Spoedig gold de snijzaal als een niet te missen attractie in Leiden.

Zowel voor het stadsbestuur als voor de universiteit was dit een uitgelezen kans om hun wetenschappelijke prestige te etaleren. Dus waar in de winter de publieke dissecties centraal stonden, volgde er als snel een zomeropstelling.

Het werd een waar rariteitenkabinet, waar skeletten, mummies, en opgezette dieren werden getoond. Maar de stichtelijke boodschap bleef, want de objecten werden gesierd met vaandels waar “gedenkt te sterven” en “stof zijt gij” op te lezen was.

De anatomische les van Dr. Nicolaes Tulp, door Rembrandt uit 1636 (collectie Mauritshuis).
De anatomische les van Dr. Nicolaes Tulp, door Rembrandt uit 1636 (collectie Mauritshuis).

Lichaam als machine

Het Leidse succes bleef in de rest van de Republiek niet onopgemerkt. Spoedig verschenen er schouwzalen in Amsterdam, Delft en Enkhuizen. De populariteit van de publieke dissecties werd ondersteund door de opkomst van het mechanische wereldbeeld, waar onder andere René Descartes (1596 – 1650) een groot voorvechter van was.

Volgens Descartes was het menselijke lichaam een complexe machine. Deze opvatting, die gedurende de 17e eeuw stevig voet aan de grond kreeg, had een enorme wetenschappelijke en publieke nieuwsgierigheid tot gevolg naar inzicht in het lichaam als machine.

De besloten bijeenkomsten zoals deze afgebeeld lijken te worden op de schilderijen uit het genre `de anatomische les’ geven dus niet de werkelijkheid weer. Het waren druk bezochte evenementen, waarbij onderricht over het menselijk lichaam hand in hand ging met vroom vermaak. De schilderijen zelf waren voornamelijk bedoeld om aan de muren van de gildehuizen het prestige van het chirurgijnsgilde te onderstrepen.

Tijdelijke fascinatie?

De hoogtijdagen van de anatomische schouwzalen lagen vooral in de eerste helft van de 17e eeuw. Door verbeteringen in druktechnieken en de vervaardiging van prenten bereikten de wetenschappelijke vondsten het publiek op andere manieren. Aan het einde van de 17e eeuw was de publieke dissectie nagenoeg verdwenen, en vond het onderzoek weer meer achter academische muren plaats.

Zoals de bezoekersaantallen van Body Worlds van Gunther van Hagens en BODIES: The Exhibition laten zien, is de interesse voor het menselijk lichaam tot op heden nooit verdwenen. Het menselijk lichaam zal zowel voor kunstenaars als publiek een fascinatie blijven.

Verder lezen en kijken

©GeschiedenisBeleven.nl, auteur: Richard Velthuizen, eindredactie: Suzan Schonbeck, foto’s: Wikimedia

Leestips