Engelse adellijke jongemannen maakten in de 18e eeuw vaak een rondreis door Europa, een Grand Tour. Deze reizen hadden een educatief doel, maar in de praktijk ging het ook vaak om vermaak of afzien.
Door Ties Ramekers
Om in de hoge Engelse kringen een goed figuur te slaan, moest je als adolescente edelman mee kunnen praten over belangrijke zaken, zoals politiek, filosofie, kunst en architectuur. In de 18e eeuw gingen vele Engelse gentlemen op reis om zich hierin te verdiepen. Een bezoek aan belangrijke historische plekken in met name Italië en Frankrijk, zoals Parijs, Venetië, Florence en Rome was onontbeerlijk.
Van de ‘tourist’ werd verder verwacht Frans te leren spreken, zich in hoge kringen te begeven, belangrijke mensen te ontmoeten en als een volleerd aristocraat terug te keren.
Adviezen
In zijn essay Patriottische Reizigers noemt de Duitse graaf Leopold Berchtold enkele opmerkelijke onderwerpen waar een rondreizende Engelsman naar zou kunnen informeren. Zo zou hij in het betreffende gebied moeten vragen wat het favoriete voedsel van de schapen is. Ook zou hij moeten informeren of mensen in dat gebied vaak door wilde dieren gebeten werden.
Er werden ook nuttiger adviezen gegeven, zoals het verbergen van geld en het dragen van wapens. Ook adviseerde men om bij een boottocht te verzwijgen dat je kon zwemmen, zodat je bij een schipbreuk niet door anderen als levende reddingsboei zou worden gebruikt en alsnog zou verdrinken.
Daarnaast was het volgens schrijver Tobias Smollett (1721-1771) nodig bij aankomst in Parijs een compleet nieuwe garderobe aan te schaffen en een bezoek te brengen aan een pruikenmaker, schoenmaker en hoedenmaker. Deed je dit niet, dan zou je als Engelsman niet serieus genomen worden. In steden als Rome en Parijs waren er bij vlagen zoveel goed geklede Engelse jongemannen dat er sprake zou zijn van een ‘zwerm’ die de steden ‘overspoelde’.
De gemiddelde jaarlijkse toelage was ongeveer 600 pond, vergelijkbaar met ongeveer 50.000 euro nu. Sommigen kregen echter drie of vier keer zoveel mee en gingen zich te buiten aan dingen waarvoor ze eigenlijk niet gekomen waren, maar die de populariteit van de Grand Tour wel kunnen verklaren.
Engelse adellijke jongeren geportretteerd tijdens hun Grand Tour. Links: de toekomstige baron Basset. Rechts: Douglas, de achtste Duke of Hamilton samen met zijn psychiater dr. John Moore en diens zoon John. (Foto’s: Wikimedia)
Arrogante Fransen
De Engelsen stonden bekend om hun hang naar feesten, drank en interesse in vrouwen. De Parijzenaren stoorden zich hieraan, terwijl de Engelsen klaagden over de arrogante en vieze Fransen, die zelfs in het openbaar hun behoefte deden. Italianen waren vaak onbetrouwbaar en Franse en Italiaanse vrouwen hadden naar verluid erg losse zeden. In de 18e eeuw bestonden blijkbaar net als nu allerlei clichés over bepaalde volkeren.
Het reizen zelf was een ander verhaal. De boottocht naar Frankrijk kon erg ruw zijn en duurde gemiddeld zo’n vijf uur. Al vanaf Calais merkten de Engelsen dat Franse wegen, koetsen en herbergen niet het comfort boden dat ze gewend waren. Er zijn veel voorbeelden van hilarische beschrijvingen van smerige kamers en onverschillig of onbeleefd personeel, om over het eten nog maar te zwijgen. Dit was vaak ‘oneetbaar’ of zelfs ‘absurd en bespottelijk’.
Positief waren de Engelsen, evenals toeristen vandaag de dag, over de tuinen van Luxembourg, het Louvre, de Champs-Élysées, de Nôtre-Dame en de Parijse musea en opera.
Piraten en casino’s
De reis ging verder via Tours en Lyon naar de Provence, waar Romeinse overblijfselen werden bezocht. De weg naar Italië was moeilijk: deze moest worden afgelegd per boot of via de Alpen. Het eerste was problematisch vanwege piraten, storm en onbetrouwbare kapiteins, het tweede vanwege de gevaarlijke bergpassen waar de reiziger in een soort draagstoel overheen werd getransporteerd.
De eerste echte stop in Italië was vaak Venetië. De stad was al eeuwen populair vanwege het Carnaval en de casino’s en tavernes en werd zelfs het ‘bordeel van Europa’ genoemd. Paus Gregorius XIII (1502-1585) bijvoorbeeld verklaarde dat hij overal paus was, behalve in Venetië. De bezoekers bewonderden de stad, maar stoorden zich hevig aan de stank die er heerste, uitgebreid beschreven door historicus Edward Gibbon (1737-1794).
Venetië zoals de rondreizende Engelsman het in de 18e eeuw waarschijnlijk aantrof. Schilderij van Canaletto. (foto: Wikimedia)
Engels ghetto
Over het Apennijnen-gebergte ging de reis verder naar Florence, dat de Engelsen beter beviel. De kunstschatten van deze stad en de historie riepen bewondering op: het Uffizi-paleis was in die tijd al een belangrijke bestemming. Florence was rustiger dan andere steden en zelfs het eten werd vaak goedgekeurd. De kwaliteit van de herbergen bleef helaas ondermaats: dit is een bijna universeel terugkerende klacht van 18e-eeuwse reizigers in Frankrijk en Italië.
Rome moest het hoogtepunt van de reis worden. Via Siena kwamen de reizigers in het noorden van de stad aan op het Piazza del Popolo, wat veel indruk maakte, ondanks de loslopende geiten. De Engelsen verzamelden zich rond de Spaanse Trappen, waardoor de plek de bijnaam Engels ghetto kreeg. De reizigers hadden meteen reden tot klagen: het wemelde er van de bedelaars en lieden die ongevraagd allerlei diensten aanboden.
Het ergste was nog dat er overal afval rondslingerde en dat de winkels door de siësta en de 150 feestdagen per jaar bijna nooit open waren. Toch waren de reizigers erg onder de indruk van antieke overblijfselen als het Forum Romanum en het Colosseum, hoewel deze bewoond waren door kluizenaars en zwervers. Ook de Vaticaanse bibliotheek en de Capitolijnse Musea waren erg in trek.
Bankroet
Via Zwitserland en Duitsland reisden de Engelsen terug naar huis. Daarbij werden de Lage Landen ook vaak bezocht. De algemene indruk was goed, met veel lof voor de schone kamers, de snelle en efficiënte ‘trechschuyt’ (de trekschuit: een door paarden op de wal voortgetrokken boot) en het geordende leven. In Amsterdam was veel aandacht voor de kunstschatten. Alleen het Nederlandse eten (‘hutsepot’) werd vaak met afschuw beschreven.
Met veel ervaringen en veel aanzien door de reis, die soms wel vijf jaar duurde, keerde de jonge Engelsman terug in zijn land, klaar voor een hoge positie. Soms was de tourist echter bankroet. De beroemde schrijver Samuel Johnson (1709-1784) verzuchtte dat sommige Engelsen in Rome slechts maandenlang hadden gedronken en biljart hadden gespeeld: ze hadden niet eens het Colosseum gezien. In de 18e eeuw was ‘toerisme’ dus al even divers als vandaag de dag.
Geïdealiseerd zicht op het Colosseum en de boog van Constantijn in Rome, door Giovanni Paolo Panini. Rijke Engelsen namen dit soort schilderijen graag mee als souvenir voor hun privécollectie. (foto: Wikimedia Commons)
Verder lezen en kijken
- Lees het dossier Op reis! met artikel over reizen en toerisme in vroeger tijden
- Meer artikelen over de vroegmoderne tijd op GeschiedenisBeleven.nl
- Artikel: Naar buiten! Dolen door de Britse natuur in de 19e eeuw
- Boeken over de Grand Tour: The Grand Tour (1969), Christopher Hibbert, Een dromer op reis (1991), William Beckford, Uitgeverij Contact en The British Abroad: the Grand Tour in the Eighteenth Century (2003), Jeremy Black, History Press Sutton Publishin.
- Bekijk een kort filmpje over de Grand Tour in Rome:
©GeschiedenisBeleven.nl, auteur: Ties Ramekers, eindredacteur: Linda Moerman, foto’s: Wikimedia