Hoe de Mongolen een wereldrijk stichtten

Portret van Djengiz Khan (Foto: Wikimedia)

Terwijl Europa zich concentreerde op kruistochten tegen de moslims, doemde uit de Centraal-Aziatische steppen een veel groter gevaar op. De Mongolen zouden de middeleeuwse wereld in brand zetten. Hoe kreeg een arm nomadenvolk het voor elkaar een wereldrijk te stichten? Waarin lag hun kracht?

Door Gillis Kersting

De motor achter de Mongoolse expansie in de 12e eeuw was de sterke persoonlijkheid van Temoedjin (1162-1227), beter bekend onder de titel van Djenghiz Khan, ’universeel heerser’. Al op jonge leeftijd verstoten door zijn eigen stam, vond hij onderdak bij de Mongolen, een relatief kleine nomadengroep in de Centraal-Aziatische steppen.

Na een korte, maar hevige burgeroorlog wist Djenghiz Khan in 1206 de vele andere ruitervolkeren te verenigen en onder zijn bewind richtten deze oorlogszuchtige stammen hun vizier op de naburige Chinese koninkrijken.

Genghis Khan en Chinese gezanten. Jami 'al-Tawarikh, Rashid al-Din.
Afbeelding van Genghis Khan en Chinese gezanten in het boekwerk van Rashid-al-Din Hamadani (1247–1318) uit het begin van de 14e eeuw. (foto: Wikimedia)

Over de kling

Djenghiz Khan en zijn opvolgers bedwongen niet alleen China. In april 1241 vielen Mongoolse krijgers zelfs Europa binnen. Vanuit hun onherbergzame steppen moordden en plunderden zij zich eerst een weg door de islamitische rijken in Centraal-Azië, India en het Midden-Oosten.

Na deze rooftochten moesten ook de christelijke koninkrijken in de Kaukasus en Rusland het ontgelden, totdat de Mongolen voet in Europa zetten. In een paar dagen tijd vernietigde een Mongoolse invasiemacht eerst een Pools-Duits leger in Liegnitz en joeg vervolgens de volledige Hongaarse cavalerie over de kling in de slag bij Mohi.

Mongoolse plannen voor invallen in Italië en Duitsland waren al in de maak, toen Djenghiz Khans opvolger Ogedei (1186-1241) overleed en de Mongoolse troepen terug moesten om de troonopvolging te regelen.

Op het hoogtepunt van hun macht, eind 13e eeuw, beheersten de Mongolen een wereldrijk dat zich uitstrekte van Korea tot Hongarije en van Siberië tot Java. Zij verdeelden hun gebied in vier khanaten, die een voor een ook weer afbrokkelden. Rond 1400 bestond het Mongoolse Rijk niet meer.

Hoe kreeg een arm nomadenvolk het voor elkaar een wereldrijk te stichten?

De expansie van het Mongoolse rijk (Foto: Wikimedia)
De expansie van het Mongoolse rijk (Foto: Wikimedia)

Vechtmachines

De westerse geschiedschrijving stelt de Mongoolse ruiters meestal voor als bloeddorstige, schuimbekkende hordes. Nu stamt ‘horde’ wel af van het Mongoolse woord voor tentenkamp: ordu. Maar verder heeft dit beeld weinig met de werkelijkheid van doen.

De Mongoolse soldaten gedroegen zich juist uiterst gedisciplineerd. Hun militaire training, tactische organisatie, inlichtingendienst en commandostructuur waren hun tijd ver vooruit. Het woeste steppeleven creëerde ideale krijgers. Gewend aan het harde nomadenbestaan deinsden de Mongolen niet terug voor fysieke ontberingen of meedogenloos geweld.

Djenghiz Khan maakte van deze vechtmachines een geordende eenheid. Niet afkomst, maar betoonde moed bepaalde macht en aanzien.

Bevroren rivieren

Djenghiz Khan en zijn opvolgers wisten zich verzekerd van de loyaliteit van hun troepen en konden veel vrijheid geven aan hun officieren. Op eigen initiatief trokken de generaals Jebe en Subotai naar het westen om Rusland aan te vallen.

Tekenend voor de rauwe mentaliteit van de Mongoolse strijders is dat zij dit land ’s winters aanvielen – tegen alle logistieke wetten in. Waar moderne legers zouden doodvriezen in de Russische kou, schrokken de Mongolen niet terug voor de barre omstandigheden en staken zij met gemak bevroren rivieren over.

De militaire discipline maakte het mogelijk ingewikkelde manoeuvres uit te voeren op het slagveld. Specialiteit was ‘de tactiek van de valse terugtrekking’. Hierbij gingen elitetroepen, de madungai, het gevecht aan met de zware cavalerie van de vijand. Na een korte schermutseling sloegen zij zogenaamd op de vlucht, de achtervolgende vijand in een fuik lokkend. Daar werd deze genadeloos neergemaaid door de Mongoolse artillerie, waarna zwaarbewapende ruiters de overlevenden doodsloegen.

Mongoolse strijders te paard. Illustratie uit het boekwerk van Rashid-al-Din Hamadani (1247–1318), begin van de 14e eeuw.
Mongoolse strijders te paard. Illustratie uit het boekwerk van Rashid-al-Din Hamadani (1247–1318), begin van de 14e eeuw.

Brandende vogels

De Mongolen ontwikkelden een uitzonderlijk vermogen zich aan te passen aan veranderende terreinen, tactieken en weersomstandigheden. Bovendien voelden zij zich niet te goed om van hun vijanden te leren. De khans namen Chinese, Europese en islamitische militaire adviseurs in dienst die hun het gebruik van explosieven, katapulten, kanonnen en zelfs landmijnen bijbrachten.

Toen in 1214 de muren van de Chinese stad Ningjiang te machtig bleken voor de Mongoolse belegeraars, lieten zij vogels overvliegen met brandbaar materiaal aan hun poten. Zo werd de stad van binnenuit in brand gestoken.

Spionagewerk

Dat de Mongolen creatief om konden gaan met belegeringen ervoeren ook de Assasijnen, een sjiïtische sekte met een reputatie van geduchte huurmoordenaars. Na een mislukte aanslag op Khan Mongke (1208-1259) hadden zij zich verschanst in het rotsachtige gebergte van het Iraanse Elbroes. Hier kon de cavalerie weinig uitrichten, maar na uitgekiend spionagewerk en een langdurig bombardement van stenen, bommen en brandpijlen wisten de Mongolen hen tot overgave te dwingen.

Aan de andere kant van de wereld namen Mongoolse troepen het op tegen Birmese oorlogsolifanten en probeerden zij de Vietnamese jungles vrij te maken van guerrillastrijders, die hen vanuit de bomen bestookten met blaaspijpen.

De Mongolen bleken zelfs in staat amfibische operaties uit te voeren en, met wisselend succes, zeeslagen te leveren.

In 1274 en 1281 werd Japan op een invasie getrakteerd en konden de verenigde Samoerai, met behulp van de weergoden, de Mongolen maar ternauwernood van zich afslaan.

De samurai Suenaga met de Mongolen die pijlen en bommen werpen. (Foto Wikimedia)
De samurai Suenaga tegenover de Mongolen die pijlen en bommen werpen. (Foto Wikimedia)

Aura van onverslaanbaarheid

Van doorslaggevende betekenis in het behalen van zoveel militaire successen was de uitoefening van ongebreidelde terreur. De Mongolen behandelden de overwonnenen uitzonderlijk wreed, zelfs naar middeleeuwse maatstaven. Tijdens de veroveringstochten door Centraal-Azië werden de steden Herat, Merv en Nishapur letterlijk met de grond gelijk maakt. Ook honden en katten moesten eraan geloven.

Na de inname van Bagdad in 1258 trokken de Mongolen er een hele week voor uit om de honderdduizenden inwoners af te slachten. Djenghiz Khan zou zelfs hebben overwogen heel China uit te roeien, maar zijn adviseurs wisten hem op andere gedachten te brengen.

De gruwelverhalen deden snel de ronde en de angst voor de Mongoolse ruiters, samen met hun aura van onverslaanbaarheid, maakte dat steden zich al overgaven voordat de Mongolen ze bereikt hadden.

Belegering van Badgad door de Mongolen in 1258.
Belegering van Badgad door de Mongolen in 1258.  Honderdduizenden inwoners werden afgeslacht. (foto: Wikimedia)

Jagende nomaden

De vernietigingsdrang van de Mongolen was zo intens dat sommige historici denken dat het brute Mongoolse optreden voortkwam uit een oeroude animositeit tussen jagende nomaden en landbouwgemeenschappen. De afgunst van de jagers op de welvaart van de gevestigde samenlevingen zou, onbewust, van doorslaggevende betekenis kunnen zijn geweest voor de gewelddadigheid van de Mongolen.

De bloeddorstige reputatie van de Mongolen heeft hoe dan ook zijn sporen nagelaten in de geschiedenis.

Verder lezen en kijken

  • Meer artikelen over de geschiedenis van Azië op GeschiedenisBeleven.nl
  • Lees ook het artikel De Mongolen: het sociale beleid van een steppevolk
  • De Mongoolse tactiek van de valse terugtrekking is te zien in de film Mongol. The Rise of Genghis Khan (trailer) uit 2007 van Sergei Bodrov:

©GeschiedenisBeleven.nl, auteur: Gillis Kersting, eindredactie: Margriet Pflug, beeldredactie: Joris Bruins, foto’s: Wikimedia,

Leestips