Nie wieder Krieg: een Duits leger na 1945?

Bundeswehrsoldaten voor de Rijksdag in Berlijn (foto: Wikimedia)

Dat Duitsland een leger heeft, is niet vanzelfsprekend. Na de Tweede Wereldoorlog leidde het idee van een Duits leger tot discussie. Want was het moreel te verantwoorden dat het land dat de Hitlerdictatuur had opgebouwd, opnieuw een leger kreeg?

Door Simone Timmermans

Tijdens de conferentie van Potsdam (1945) werd niet alleen de deling van Duitsland besproken, maar ook demilitarisatie. Duitsland mocht nooit meer een bedreiging vormen voor de stabiliteit in Europa. Vier jaar later werd de Duitse deling een feit met de oprichting van de Bondsrepubliek. De soevereiniteit van het land bleef daarbij beperkt. Zo bleven de westerse geallieerden op het gebied van buitenlandse politiek verantwoordelijk en mocht de Bondsrepubliek geen eigen leger vormen.

Generale repetitie voor oorlog

Onder invloed van de Koude Oorlog werd de discussie rondom Duitse herbewapening door de Amerikanen in gang gezet. Zij dachten daar al in 1948 over na. Met een eigen krijgsmacht zou de Bondsrepubliek een bijdrage kunnen leveren aan de afweer tegen de communistische Sovjet-Unie. Toen Noord-Koreaanse troepen in juni 1950 het prowesterse Zuid-Korea binnenvielen, zag de VS dit als ‘generale repetitie’ van het binnenvallen van de Bondsrepubliek door de Sovjet-Unie. Een sterke Bondsrepubliek kon het uitbreken van een dergelijke oorlog voorkomen.

In Amerika en Groot-Brittannië werd de roep om Duitse herbewapening als bijdrage aan Europese verdediging steeds luider. Frankrijk zag niets in een sterk en bewapend Duitsland. Het land had tenslotte tussen 1870 en 1945 drie oorlogen tegen Duitsland gevoerd. Toch moest Frankrijk zich hier uiteindelijk bij neerleggen.

Dreiging van slavernij en uitbuiting

Dit gezamenlijke standpunt kwam bondskanselier Adenauer (1876-1967) goed uit. Hij was fervent voorstander van Duitse herbewapening. De parallellen tussen de communistische agressie ten opzichte van het gedeelde Korea en het gedeelde Duitsland werden door hem dan ook sterk benadrukt. Binnen de oppositie bestond grote weerstand hiertegen. Een twintig uur durende woordenstrijd in de Bondsdag was het gevolg.

“Als Duitsland niet herbewapent en in de invloedssfeer van de Sovjet-Unie terechtkomt, dan dreigt de Bondsrepubliek slavernij en uitbuiting”, aldus Adenauer.

Lijnrecht hiertegenover stond de socialistische SPD. Zij was van mening dat herbewapening alleen maar voor militarisme, verharding en verbreding van de scheuring tussen Bondsrepubliek en DDR zou zorgen. Het idee van agressieve machtspolitiek vanuit de Sovjet-Unie deed de SPD af als speculatie.

Het heftigste verzet tegen herbewapening kwam vanuit de communistische KPD. Als Adenauer de herbewapening legitimeerde aan de hand van een mogelijke aanval vanuit de Sovjet-Unie, dan deed hij niets anders dan “de leugens van Hitler herhalen”. Die had zijn aanvalsoorlog immers ook als preventieve actie vermomd, aldus de KPD.  Herbewapening zou een provocatie van de Sovjet-Unie zijn.

Bondskanselier Konrad Adenauer bij de Bundeswehr-legergroepen in 1956. (foto: Bundesarchiv)
Bondskanselier Konrad Adenauer bij de Bundeswehr-legergroepen in 1956. (foto: Bundesarchiv)

‘Burger in uniform’

Bij het opzetten van de krijgsmacht in 1955 kon de Bondsrepubliek met een schone lei beginnen. Ideaaltype van de nieuwe Duitse soldaat was de ‘burger in uniform’. Soldaten zouden niet blind bevelen moeten opvolgen, maar uit eigen inzicht handelen. De nieuwe Bundeswehr had duidelijke lessen getrokken uit het volgzame handelen van de Wehrmacht.

Het principe van ‘burger in uniform’ kon in Duitsland op de nodige scepsis rekenen. De meerderheid van de krijgsmachttop bestond namelijk uit voormalige Wehrmacht-officieren. Het was haast ook niet mogelijk zuivere kandidaten voor hogere posten te vinden. Om het risico op fout personeel te elimineren, werden nieuwe officieren gescreend op hun activiteiten tijdens de oorlog.

Veel Duitsers vonden dat Duitsland vanwege de oorlogsschuld en oorlogsmisdaden speciale verantwoordelijkheden droeg voor het realiseren van wereldvrede. Het motto “nie wieder Krieg von deutschem Boden” bepaalde dan ook vanaf de jaren 50 de buitenlandse politiek. De Bondsrepubliek verbood zichzelf in zijn grondwet zowel de voorbereiding als de uitvoering van een aanvalsoorlog. De krijgsmacht was slechts bedoeld ter verdediging.

De hereniging van DDR en Bondsrepubliek in 1990 betekende uitbreiding van de Bundeswehr. Maar ook na de hereniging bleef het leger bij internationale militaire inzet in eerste instantie afzijdig.

Nooit meer Auschwitz

Toch groeide de druk op Duitsland om deze houding te herzien en zijn verantwoordelijkheid te nemen als grote mogendheid in Europa. Het geweld dat vanaf 1992 in Bosnië oplaaide, vroeg om een militair antwoord van alle westerse staten. Duitsland kon niet langer een uitzonderingspositie innemen.

Toen duidelijk werd dat er geen constitutionele belemmeringen bestonden tegen Duitse deelname aan internationale vredesoperaties, laaide de discussie op. Door de televisiebeelden van concentratiekampen in Bosnië groeide in Duitsland het gevoel dat iets gedaan moest worden om het geweld te stoppen.

Desondanks bestond binnen de Bondsdag nog lang weerstand tegen inzet van militairen, vooral van de Groenen. Toen in het voorjaar van 1998 duidelijk werd dat het Servische leger de Albanese bevolking uit Kosovo wilde verdrijven, kwam hier verandering in. De pacifistische houding van de Groenen was niet langer houdbaar. Hun leider Joschka Fischer (1948-) had niet alleen “Nie wieder Krieg” geleerd, maar vooral ook “nie wieder Auschwitz”.

Het Duitse leger had volgens Fischer juist de verplichting om in uiterste nood in te grijpen om nieuwe massaslachtingen te voorkomen.

In de zomer van 1998 begon het Servische leger een bloedig offensief. Hierop besloot het kabinet van bondskanselier Gerhard Schröder (1944 -), in navolging van andere Europese landen, tot het beschikbaar stellen van gevechtsvliegtuigen voor NAVO-luchtaanvallen. De principiële pacifistische kritiek op het inzetten van militaire middelen werd dus aan de kant geschoven.

Duitse KFOR soldaten ten zuiden van Kosovo in de zomer van 1999. (foto: Wikimedia)
Duitse KFOR soldaten ten zuiden van Kosovo in de zomer van 1999. (foto: Wikimedia)

Geaccepteerd en toch problematisch

In 2002 werd de Bundeswehr voor het eerst ingezet buiten NAVO-verband. Kanselier Schröder wist een meerderheid in de Bondsdag voor humanitaire inzet in Afghanistan te krijgen. Deze keer schaarden de Groenen zich direct achter Schröder. “Bij terrorisme en geweld moet ingegrepen worden” stelde minister van Buitenlandse Zaken Fischer.

Tot 2014 blijven de Duitse militairen in Afghanistan gestationeerd. Hoewel de inzet van het Duitse leger geaccepteerd lijkt, blijft de houding ten opzichte van geweld in Duitsland nog problematisch. Onlangs moest de regering een promotiefilmpje van de Bundeswehr van Youtube verwijderen. Het filmpje zou geweld verheerlijken en een slechte indruk van de krijgsmacht geven.

Bundeswehr soldaten op patrouille in Afghanistan, 2009. (foto: Wikimedia)
Bundeswehr soldaten op patrouille in Afghanistan, 2009. (foto: Wikimedia)

Verder kijken en lezen

©GeschiedenisBeleven.nl, auteur: Simone Timmermans, eindredactie: Bas de Rue, beeldredactie: Joris Bruins, foto’s: Wikimedia

Leestips