17e-eeuwse scifi: maanreizen en zonexcursies

Aan het eind van de 18de eeuw zag het leven op de maan, volgens de Florentijnse graveur Filippo Morghen,  er ongeveer zo uit (foto: Brooklyn Museum)

De nieuwe wetenschappelijke inzichten van de 17e eeuw zetten de deur open voor wilde speculaties over buitenaards leven. Het resultaat? Een stroom van publicaties over maanreizen, zonexcursies en de vraag of marsmannetjes God zouden kennen.

Door Nienke Smit

Zouden de andere planeten in ons zonnestelsel ook bewoond zijn? En lijken deze bewoners op ons? Vragen die niet ons niet alleen nu intrigeren, maar mensen in de 17e eeuw ook al bezighielden.

In een luchtbel naar de zon

Neem bijvoorbeeld de prachtige fantasieën van Cyrano de Bergerac (1619-1655). Bergerac schreef twee satirische sciencefictionverhalen, één over een reis naar de zon en één over een reis naar de maan, Etats et Empires de la Lune (‘Staten en Rijken van de maan’) en hierop volgend Les Etats et Empires du Soleil (‘Staten en Rijken op de zon’, 1662).

In het ene boek vaart hij in een kist getrokken door ganzen naar de maan, in de andere reist hij in een luchtbel naar de zon. Hier aangekomen, beleeft de hoofdpersoon allerlei avonturen. Zijn bizarre ontmoetingen met de inwoners lopen uit op discussies over het leven op de aarde.

Nieuwe ontdekkingen over het heelal

In de 16e en 17e eeuw kwamen er betere lenzen en telescopen. Astronomen deden veel nieuwe ontdekkingen over het heelal. Hun baanbrekende onderzoek zorgde ervoor dat het klassieke natuurbeeld uit de Bijbel steeds meer scheuren begon te vertonen.

Zo kwamen sommige onderzoekers tot de conclusie dat de aarde rond de zon draaide, in plaats van andersom. In de loop van de 17e eeuw kreeg dit zogenaamde Copernicaanse wereldbeeld, vernoemd naar de grote sterrenkundige Nicolaas Copernicus (1473-1543), steeds meer aanhang.

Niet alleen de astronomische ontdekkingen, ook de ontdekkingsreizen en het voortgaande natuuronderzoek zetten het wereldbeeld op zijn kop. Er was een nieuw filosofisch kader noodzakelijk. De Franse filosoof René Descartes (1596-1650) bood zo’n nieuw kader. Het Copernicaanse wereldbeeld was een logisch onderdeel van zijn filosofie: de aarde vormde niet langer het middelpunt van het heelal. Ook zag hij de natuur als een uniform geheel, zonder strikt onderscheid tussen hemel en aarde.

Schetsten uit het boek Les Etats et Empires du Soleil ('Staten en Rijken op de zon', 1662) van Cyrano de Bergerac. (Foto's Wikimedia)
Schetsten uit het boek Les Etats et Empires du Soleil (‘Staten en Rijken op de zon’, 1662) van Cyrano de Bergerac. (Foto’s Wikimedia)

Sciencefictionboeken over buitenaards leven

In Descartes’ filosofie verviel het onderscheid tussen aardse- en hemelse zaken. Dat had grote invloed op de ideeën over buitenaards leven. Als er op andere planeten leven zou zijn, dan zou dit niet veel verschillen van dat op de aarde.

Het leidde tot allerlei speculaties over hoe het leven op die andere planeten eruit zou zien. Zowel wetenschappers als romanciers lieten zich inspireren en schreven vroegmoderne sciencefictionboeken over buitenaards leven.

Een vurig pleitbezorger van het geloof in bewoonde planeten was de Italiaanse astronoom Giordano Bruno (1545-1600). Volgens hem was elke planeet bevolkt met leven. Maar ook alle andere hemellichamen (dus ook sterren, meteoren en kometen) waren bewoond en hadden zelfs een ziel. Een belangrijke vraag die opkwam bij de voorstelling van zoveel bewoonde planeten was of deze bewoners ook God kenden. Bruno meende van wel. Hij baseerde dit oordeel op de uniformiteit, de eentonigheid, van het heelal.

Veroordeeld tot de brandstapel

Bruno werd in 1600 door de kerk veroordeeld tot de brandstapel. Dat was overigens niet omdat hij geloofde dat het heelal oneindig was. Of omdat hij dacht dat er een oneindig aantal andere planeten bestond, die ook nog eens allemaal bewoond waren. Nee, hij werd veroordeeld omdat hij de goddelijkheid van Christus ontkende.

Zijn landgenoot Galileo Galilei (156401642) daarentegen was heel voorzichtig in zijn uitlatingen over buitenaards leven. Hij stond juist erg sceptisch tegenover het idee dat op de andere planeten in ons zonnestelsel leven zou zijn. Vooral het idee dat dat leven erg zou lijken op het leven op aarde, leek hem erg onwaarschijnlijk. Alleen al vanwege de grote verschillen in klimaat op de verschillende planeten.

Galileo legt de Doge van Venetië uit hoe de telescoop werkt. Een fresco van Giuseppe Bertini (1825–1898). (Foto: Wikimedia)
Galileo legt de Doge van Venetië uit hoe de telescoop werkt. Een fresco van Giuseppe Bertini (1825–1898). (Foto: Wikimedia))

Redelijke wezens

Ook de grote wiskundige Christiaan Huygens (1629-1695) raakte gefascineerd door de vraag of er buitenaards leven zou zijn. Huygens hield zich jarenlang bezig met het bestuderen van het heelal. Hij deed hierbij een aantal belangrijke ontdekkingen. Zo gaf hij als eerste een juiste verklaring voor de ring van Saturnus. Ook ontdekte hij in 1660 een nieuwe maan in de baan van deze planeet. Hij fantaseerde over de vraag hoe het er op Saturnus uit zou zien en of de planeet bewoond zou zijn.

Pas aan het einde van zijn leven besloot hij zijn ideeën over buitenaards leven te publiceren. Het boek kwam pas uit na zijn dood: Cosmotheoros (1698). Huygens dacht dat het leven op andere planeten er niet veel anders zou uitzien dan op aarde. Want dát er leven is, was voor hem zeker. De doelmatigheid van de schepping stond voor hem centraal: waarom zou God zulke grote planeten als Saturnus hebben geschapen zonder ze ‘met leven te tooien’?

Het idee dat alleen de aarde bewoond zou zijn, was voor hem een beperking van de macht van God. Ook de andere planeten moesten ‘redelijke wezens’ kennen, met dezelfde verstandelijke vermogens als mensen.

Reizen naar andere planeten

Na de ontdekking van de continenten Amerika en Australië was de wereld veel groter geworden. Men dacht dat het in de toekomst ook mogelijk zou zijn om naar planeten af te reizen. Galilei had waargenomen dat de maan geen ronde bol was, maar een planeet zoals de aarde met bergen en zeeën.

Toen hij daarover schreef in zijn Sterrenbericht (in het Latijn Sidereus Nuncius, 1610), namen veel mensen aan dat er dan ook wel maanbewoners zouden bestaan. Ook Bernard le Bovier de Fontenelle (1657-1757) kon zich goed voorstellen dat de afstand naar de maan ooit bereisd zou kunnen worden.

In het boek Entretiens sur la pluralité des mondes (‘Gesprekken over de veelheid aan werelden’, 1686) beschrijft Fontanelle hoe het leven op de andere planeten eruit zou moeten zien. Op Mercurius zal het veel warmer zijn dan op aarde, op Saturnus veel kouder. Aangezien ook op de aarde grote warmteverschillen voorkomen, staat dit het bestaan van bewoners niet in de weg. Wel zullen de temperaturen van invloed zijn op de temperamenten van de wezens. Zo zal men op Mercurius wel lui zijn. De bewoners van Saturnus zullen juist ijverig zijn.

13.04.17.Scifi in de 17e eeuw - 2
Aan het eind van de 18de eeuw zag het leven op de maan, volgens de Florentijnse graveur Filippo Morghen, er ongeveer zo uit (foto: Brooklyn Museum)

Zeilen over de maan

De ontdekkingsreizen en de verhalen over de ‘nieuwe wereld’ beïnvloedden ook de afbeeldingen van buitenaards leven. Kunstenaars stelden de andere planeten vaak voor als tropische oorden. Zo tekende de Florentijnse graveur Filippo Morghen (ca. 1730-1807) de maanbewoners als een primitief indianenvolk, dat met speren op ratachtige wezens en insecten jaagt.

Hij maakte tien fantastische schetsen van het leven op de maan, die hij uitgaf onder de titel: Een verzameling van de meest opmerkelijke zaken waargenomen door Sir Wild Scull en meneer de la Hire, tijdens hun beroemde reis van aarde naar de maan.

Morghens maanbewoners zijn veel kleiner dan de bewoners op aarde. Volgens Morghen is dat wel zo logisch, omdat de maan een stuk kleiner is dan onze planeet. De maanbewoners leven in een soort pompoenen en ze zeilen rond in bootjes en koetsen.

Uit zijn fabelachtige tekeningen spreekt een grote nieuwsgierigheid naar die andere werelden die zijn fantasie zo wisten te prikkelen.

Vroegmoderne sciencefictionschrijvers

In de sciencefiction van nu wordt wild gefantaseerd over het uiterlijk van buitenaards leven. Het heeft de vreemdste kleuren en verschijningen. Vroegmoderne scifi-schrijvers benadrukken juist dat de maanbewoners en marsmannetjes veel op ons zullen lijken. Deze gedachte sloot aan bij de nieuwe ideeën over het heelal. Daarin was de aarde vooral één van de vele planeten is, en niet langer het middelpunt. Dat was voor de 17e eeuw al opwindend genoeg.

Verder lezen en kijken

©GeschiedenisBeleven.nl, auteur: Nienke Smit, eindredactie: Verena Demoed, beeldredactie: Marjolein van der Vlies, foto’s: Wikimedia en het Brooklyn Museum

Leestips