De Koude Oorlog op het schaakbord

Tal (UdSSR) speelt tegen Fischer (USA)

De schaaksport in de Sovjet-Unie was ten tijde van de Koude Oorlog een wijze van oorlogsvoering met ‘andere middelen’. De geschiedenis van het sovjetschaak weerspiegelt de opmars van de Sovjet-Unie op het wereldtoneel, en uiteindelijk ook de neergang.

Door Eelko Schmeits

Al in de jaren’20 voorzag Nikolai Krylenko (1885-1938), gevreesd aanklager tijdens showprocessen en fanatiek amateurschaker, dat de schaaksport een bruikbaar paradepaardje zou kunnen worden op het slagveld van de propaganda. Schaken was volgens hem “…een politiek wapen in de proletarische revolutie”.

De schaaksport zou dan ook een van de weinige intellectuele toevluchtsoorden worden waar intelligentsia zich relatief ongemoeid konden ontplooien. Voor menigeen betekende het zelfs een warm bad van privilege en patronage. Deze voorrechten hadden echter een prijs: uit de pas lopen van de partijlijn was uit den boze op straffe van uitsluiting van toernooien, of, in sommige schrijnende gevallen, nog veel erger dan dat.

Vanaf de jaren ’30 werd van staatswege een semiprofessionele schaakcultuur gestimuleerd die al snel tot internationale successen zou leiden. In 1948 werd Michail Botvinnik de eerste wereldkampioen schaken die uitkwam voor de Sovjet-Unie.

De schaakhegemonie van de Sovjet-Unie was daarmee gevestigd, getuige de waslijst aan wereldtitels van 1948 tot aan de ineenstorting van de Sovjet-Unie. De sterkste sovjetschakers leken als vanzelfsprekend een abonnement te hebben op de wereldtitel.

De bemoeienis van de KGB

Een jonge schaker uit de Verenigde Staten, Bobby Fischer (1943-2008), lukte het echter in 1972 de hegemonie van het sovjetschaak – voor even – te doorbreken. Fischer versloeg regerend wereldkampioen Boris Spassky in een legendarische match gehouden in Reykjavik: een tweestrijd die niet van Koude-Oorlogretoriek was ontdaan. Fischer werd in de Amerikaanse media bejubeld als een moderne David die Goliath versloeg, het individu dat een log bureaucratisch systeem wist te verslaan. De machthebbers in de ivoren torens van het Kremlin waren uiteraard ‘not amused’. Het was dan ook geen toeval dat de KGB in de jaren’70 zich intensief ging bemoeien met het herstellen van de sovjethegemonie in de schaaksport.

Hoe ver de KGB ging om de uitslag van matches om de wereldtitel te beïnvloeden bleek tijdens de tweekampen om de wereldtitel tussen Anatoly Karpov en Victor Kortsjnoi in 1978 en 1981. Anatoly Karpov die in 1975 de wereldtitel overnam van Fischer, was de nieuwe ster aan het firmament van de sovjetschaak. De dissident Victor Kortsjnoi ontvluchtte de Sovjet-Unie in 1976 vanwege onenigheid met de sovjetschaakbond over onder meer de toelating tot internationale toernooien. Uiteraard zou het groot gezichtsverlies betekenen voor de Sovjet-Unie als persona non grata Kortsjnoi de wereldtitel zou veroveren.

De psychologische oorlogsvoering over en weer achter de schermen spreekt in al zijn verbijsterende details en sensationele anekdotes nog steeds tot de verbeelding. Bizarre taferelen als paragnosten die werden ingezet om de tegenstander mentaal te ontregelen, waren aan de orde van een wedstrijddag. De KGB ging zelfs zover de zoon van Kortsjnoi, Igor, gevangen te nemen tijdens beide evenementen, overduidelijk om de druk op Korstjnoi nog verder op te voeren.

Codenaam ‘Raoul’

In het ophefmakende boek The KGB plays Chess (2010) wordt geopperd dat Karpov zelf een KGB-agent was. De codenaam die de KGB Karpov zou hebben meegegeven was blijkbaar ‘Raoul’. De bewijsvoering is nogal dun aangezien deze hypothese vrijwel volledig rust op verklaringen van enkele betrokkenen.

Of Karpov en ‘Raoul’ een en dezelfde zijn is dus maar de vraag, maar onmiskenbaar bestonden er innige banden tussen Karpov en de Brezjnev-entourage en waarschijnlijk ook met de KGB. Karpov was een loyale volgeling van de partijlijn en bovendien een van de meest getalenteerde schakers van de 20ste eeuw; een belangrijke pion om te koesteren voor de partijleiding. De razendsnelle opkomst van de bevlogen, grillige en begaafde jonge schaker Gary Kasparov (1963) stelde de apparatsjiks in de sovjetschaakwereld voor een probleem: hoe te voorkomen dat Kasparov staatslieveling Karpov van de troon zou stoten.

Een loopgravenoorlog

In 1984 speelden Karpov en Kasparov in Moskou voor het eerst tegen elkaar om de wereldtitel schaken. Karpov kende een vliegende start met een aantal overwinningen (5-0). Kasparov wist zich echter te herpakken in de latere stadia van de match. En met drie winstpartijen (5-3) leek hij weer volop in de race te zijn. Het was een loopgravenoorlog gezien de grote hoeveelheid remises. De slijtageslag – mentaal en fysiek – begon Karpov langzaam op te breken. Na 48 afmattende partijen besloot Florencio Camponanes, voorzitter van de Wereldschaakbond FIDE, de match te staken.

Deze ongebruikelijke beslissing werkte speculaties in de hand dat Camponanes gezwicht zou zijn voor de druk van de KGB om een ongewenste nederlaag van Karpov te voorkomen. In The KGB plays Chess wordt zelfs gesuggereerd dat Camponanes nauwe banden onderhield met de KGB.

Kasparov (links) en Karpov tijdens de match om het wereldkampioenschap in 1985.

Kasparov (links) en Karpov tijdens de match om het wereldkampioenschap schaken in 1985.

Perestrojka

Een nieuwe match tussen de twee grootmeesters werd georganiseerd in 1985. Wederom in Moskou. De politieke constellatie in de Sovjet-Unie was echter anders dan in het jaar daarvoor: in maart 1985 werd Gorbatsjov de nieuwe partijleider. Ten tijde van de tweede match tussen de twee K’s lanceerde hij zijn hervormende Perestrojka-beleid. Kasparov, die zijn eerste boek zou opdragen aan Gorbatsjov, kon rekenen op de morele steun van de nieuwe machthebbers in Moskou. Van symbolische betekenis was dan ook de aanwezigheid van de nieuwe minister van Buitenlandse Zaken Edoeard Sjevardnadze bij de openingsceremonie.

De match van 1985 werd deze keer beperkt tot 24 partijen. De tweekamp was van hoog niveau en tot en met de allerlaatste partij konden beide kemphanen aanspraak maken op de wereldtitel. Uiteindelijk zou Kasparov die laatste partij winnen, waarmee hij voor het eerst wereldkampioen werd op 22-jarige leeftijd.

In 1986, 1987 en 1990 zouden Karpov en Kasparov nog drie matches tegen elkaar spelen. Wederom waren de grootmeesters aan elkaar gewaagd, maar als uitdager bleek Karpov niet in staat zijn jongere rivaal te verslaan, ook al scheelde het iedere keer niet veel.

Eindspel

Met de ineenstorting van de Sovjet-Unie en de versnippering van staten die voorheen tot de Sovjet-Unie behoorden, verdween eveneens de vanzelfsprekende suprematie van Rusland in de schaakwereld. Rusland behoort nog steeds tot de sterkste schaaklanden, maar schakers uit andere landen dingen ook weer volop mee om de hoogste eer. Sinds 2007 is Viswanathan Anand uit India de te kloppen wereldkampioen.

Verder lezen en kijken

©GeschiedenisBeleven.nl, auteur: Eelko Schmeits, foto’s: Wikimedia (cc)

Leestips