Nederland is van oudsher niet een land waar veel werd geduelleerd, toch zijn ook hier menigmaal de degens gekruist. Al sinds de middeleeuwen is geprobeerd om het tweegevecht te verbieden, maar het bleef tot diep in de 19e eeuw straffeloos.
Door Siebert Weitenberg
De Galderse Heide nabij Breda, in de vroege morgen van 14 februari 1844. Tweede luitenant Van Lidth de Jeude en hoogleraar Van Bolhuis staan op een afstand van twintig pas tegenover elkaar, hun pistolen in de aanhef. Dan klinkt er een schot. De hoogleraar wordt geraakt in zijn hals. Enkele ogenblikken later is hij dood.
De betrokkenen vluchten het land uit om aan vervolging te ontkomen, maar keren kort daarna weer terug en geven zich aan. Zij worden voor doodslag veroordeeld. Geen van hen hoeft echter zijn straf uit te zitten, want koning Willem II(1792-1849) verleent hun gratie.
De aanleiding van het duel was vrij onbeduidend. Van Bolhuis had genoegdoening geëist van enkele jonge officieren die hem belachelijk hadden gemaakt en hem achter zijn rug ‘onbeleefde buffel’ hadden genoemd. Zijn eer was gekrenkt en moest worden hersteld.
‘Mannen van goed fatsoen’
De gebeurtenis deed heel wat stof opwaaien. Betrouwbare cijfers over duels of tweegevechten in 19e-eeuws Nederland zijn niet voorhanden, maar gebruikelijk waren ze zeker niet. En duels met dodelijke afloop kwamen helemaal weinig voor.
Aan de andere kant: het gebruik was niet onbekend, vooral niet onder edellieden en militairen. Het was de ultieme manier om een ontvangen belediging of een smet op de goede naam uit te wissen. Tegelijk gold het als een bewijs van moed om voor de eigen eer op te komen. Wie een duel aanging, maakte deel uit van dat deel van de bevolking dat gerekend kon worden tot de ‘mannen van goed fatsoen’.
Deze denkbeelden bleken dikwijls sterker dan al de goede argumenten die het tweegevecht afschreven als barbaars gebruik.
Duels konden op hoog niveau worden uitgevochten. Hier zie je een duel tussen Alexander Hamilton met vice-president van de Verenigde Staten Aaron Burr in juli 1804. Het duel liep dodelijk af voor Hamilton. (foto: Wikimedia)
Varianten
Het wettelijk gezag wilde echter van het duel af. Maar het was lastig om wettelijke maatregelen tegen het duelleren te nemen, omdat er nogal wat varianten op ‘het tweegevecht’ bestonden.
Duels konden worden uitgevochten ‘op de sabel’ of met pistolen, maar ook met andere wapens. En hoewel het gebruikelijk was dat iedere duellist een of twee secondanten als getuige of handlanger meebracht, hoefde dit niet altijd zo te zijn.
Sommige duels werden doelbewust op leven en dood gevoerd, andere kemphanen namen genoegen met het premier sang of schoten bewust mis met hun pistolen.
Vrijspraak, veroordeling en gratie
Door het ontbreken van een wet, verliep de rechterlijke vervolging van Van Lidth in 1844 grillig. De militaire rechtbank van Den Bosch sprak hem en de andere aanwezigen aanvankelijk vrij, omdat er geen wet tegen het duel bestond en omdat “[het tweegevecht] nog zoo sterk in de zeden is ingeweven, dat hij, en vooral de militair, die zich daaraan onttrekt, algemeen een vermoeden van lafhartigheid op zich laadt, dat hem aan de minachting van zijne meerderen en kameraden blootstelt en zijne geheele militaire loopbaan twijfelachtig en onzeker kan doen worden”.
In het hoger beroep dat op de uitspraak volgde, wees het Hoog Militair Gerechtshof dit vonnis echter af en veroordeelde de aanwezigen tot vijf en drie jaar gevangenisstraf. De argumentatie luidde dat alle doodslag strafbaar was, of het slachtoffer daar nu vrijwillig aan had meegewerkt of niet. Bovendien oordeelde het Hof dat “gebruik nog geen recht gaf” en dat de maatschappelijke druk, waaraan de Bossche krijgsraad had gerefereerd, niet boven de wet stond.
De uitspraak van het Hof ten slotte werd tenietgedaan door koning Willem II, die gratie verleende. Dat was gebruikelijk bij duelleerzaken en daar hadden de gedaagden al op gerekend.
Duel tussen Eugene Onegin en Vladimir Lensky. Illustratie uit 1899. (foto: Wikimedia)
Opname in het Wetboek van Strafrecht
De rechtspositie van het duel is lange tijd een struikelblok geweest voor juristen en politici. Het grote vraagstuk bij het opstellen van de wetsartikelen was of het duel als (poging tot) doodslag beschouwd moest worden of toch als schending van het geweldsmonopolie van de overheid. In het eerste geval konden straffen soms veel te hoog uitvallen, terwijl er aantoonbaar geen opzet bestond om de tegenpartij te doden. In het tweede geval viel de strafmaat veel lager uit, wat tegen het rechtsgevoel inging wanneer er doden of gewonden waren gevallen.
Aan de juridische afwegingen kwam een eind in 1886, toen er een nieuw Wetboek van Strafrecht van kracht werd waarin het duel apart was opgenomen. Dat was een ongebruikelijke kunstgreep, bedoeld om de eindeloze juridische discussie te omzeilen.
De wetsartikelen waren zo ingericht dat zij het aanzetten tot duelleren zo veel mogelijk ontmoedigden. Was er eenmaal geduelleerd, dan was iedere betrokkene strafbaar, letsel of geen letsel. De straffen werden zwaarder naarmate de gevolgen van het tweegevecht ernstiger waren. Onder de nieuwe wet had Van Lidth twaalf jaar gevangenisstraf geriskeerd.
Nadat de wet er was gekomen, is er echter maar nauwelijks een beroep op gedaan. De wetsartikelen zijn sinds 1886 slechts acht keer gebruikt en werden afgeschaft in 2005, omdat er, volgens de toenmalige minister van Justitie Piet Hein Donner, in de tegenwoordige tijd nauwelijks nog een actuele voorstelling van het tweegevecht kan worden gemaakt.
Een tragisch einde
Terug naar het duel op de Galderse Heide. Dit voorval was des te meer tragisch, omdat het duel hoogstwaarschijnlijk voortkwam uit een vergissing. Toen Van Bolhuis verhaal kwam halen bij de officieren vanwege de vermeende pesterijen, werd al snel duidelijk dat het geval lang niet zo ernstig was als de hoogleraar had gedacht.
De lucht leek geklaard en na enig over en weer gepraat vond Van Lidth de zaak wel afgedaan en bovendien moesten de aanwezigen naar rijles. Hij onderbrak Van Bolhuis en zei “dat men tot een einde moest komen, dat hij het woord voor zijne kameraden gevoerd had; dat, indien de hoogleeraar nu nog verdere explicatie verlangde, hij bereid was die te geven.” Van Bolhuis verkeerde in de waan dat hij voor een duel werd uitgedaagd en hij antwoordde: “Zoo, dan zal ik zien, eenen secondant te krijgen.”
Pogingen van collega’s om de zaak te lijmen liepen op niets uit en ten slotte was de zaak dusdanig geëscaleerd dat het duel de enige uitkomst bood. Het duel dat de hoogleraar noodlottig werd.
Duel tussen Paul Déroulède en Georges Clemenceau op 21 december 1982. (foto: Wikimedia)
Verder lezen en kijken
- Meer artikelen over de 19e eeuw op GeschiedenisBeleven.nl
- De bijzonderheden over het duel tussen Van Lidth de Jeude en Van Bolhuis zijn afkomstig uit Pleitrede over de regtsvraag, of het duel met deszelfs gevolgen bij de bestaande wetten is voorzien, Pels Rijcken, F. (1844).
- Meerdere zeer goed leesbare artikelen over het duel zijn te vinden op de website van historicus Ignaz Matthey. Van zijn hand verschijnt Eer verloren, al verloren. Het duel in de Nederlandse geschiedenis, 1100-2000.
- Een uitgebreide en zeer interessante gids over de mores van het duelleren, bedoeld voor het Nederlandse taalgebied, is Gids in zaken van eer voornamelijk ten dienste van officieren (…) van de Nederlandsche zee- en landmacht (schutterijen) en van het Nederlandsch-Indische leger, Joachim [pseudoniem] (1889).
©GeschiedenisBeleven.nl, auteur: Siebert Weitenberg, eindredactie: Peter Passenier, foto’s: Wikimedia, openingsfoto: Illustratie uit Le Petit Journal van een duel tussen Paul Déroulède en Georges Clemenceau op 7 januari 1893. (foto: Wikimedia)