Ondanks de positieve uitwerking die immigratie vaak op een samenleving heeft, spreekt men in Nederland tegenwoordig meer over de nadelen. Eeuwenlang zijn immigranten hier echter met open armen ontvangen. Zo ook in de 17e eeuw, toen Zuid-Nederlandse vluchtelingen een enorme bijdrage leverden aan de welvaart van de Republiek.
De relatief veilige Republiek der Verenigde Nederlanden kreeg eind 16e en begin 17e eeuw te maken met een grote stroom vluchtelingen vanuit de Zuidelijke Nederlanden; het huidige Vlaanderen, Limburg en Noord-Brabant.
In 1581 ondertekenden de zeven gewesten van de Republiek namelijk de Acte van Verlatinghe en spraken hiermee af om Filips II niet langer te accepteren als hun vorst. Met dit besluit transformeerden de Noordelijke Nederlanden in een veilige haven voor lutheranen, calvinisten en doopsgezinden. Voor deze Zuidelijke Nederlanders bood de Nederlandse Republiek daarmee een aanlokkelijk perspectief. Het intolerante beleid van de katholieke Filips II ten aanzien van protestanten, de schrijnende armoede en de hoop op een leven in welvaart en vrijheid waren voor de Zuid-Nederlanders belangrijke redenen voor vertrek naar het noorden.
En zo werden de bewoners van de Republiek eind 16e en begin 17e eeuw dus wakker geschud door de komst van wel meer dan 150.000 Zuid-Nederlandse immigranten. Hun komst was wennen, maar uiteindelijk wogen de voordelen op tegen de nadelen.
Handelscontacten
Eenmaal aangekomen in de Republiek bleken immigranten veelal verantwoordelijk voor de introductie van nieuwe nijverheden en bliezen leven in al bestaande. De Amsterdamse Wisselbank (1609), de oprichting van de WIC (1621) en de opleving van de Leidse lakenindustrie na het Leidse Beleg (1573-1574) waren allemaal in meer of mindere mate aan de Zuid-Nederlanders te danken.
Met hun komst namen ze niet alleen jarenlange ervaring mee, maar ook een zeer uitgebreid netwerk van handelscontacten door heel Europa. Deze contacten waren door hen in de loop der jaren zorgvuldig opgebouwd en bestonden vaak uit familie of goede vrienden.
Mede daardoor wist onder andere Amsterdam uit te groeien tot de belangrijkste handelsstad van Noord-Europa.
De binnenplaats van de beurs in Amsterdam, 1653, door Emanuel de Witte. (collectie: Museum Boijmans Van Beuningen)
Gratis woonruimte
Het was dan ook te begrijpen dat de komst van de Zuid-Nederlanders naar de Republiek aangemoedigd werd door de Noord-Nederlandse steden. Steden als Leiden, Amsterdam en Delft lieten niets ongemoeid om maar zoveel mogelijk immigranten naar hun stad te lokken. Veel steden pasten hun immigratiepolitiek aan om het leven voor de immigranten zo comfortabel mogelijk te maken. Zo verstrekten ze gratis burgerschap en woonruimte, stelden ze werkplaatsen beschikbaar en hielpen zelfs mee met het financieren van hun bedrijven.
Het ging de Zuid-Nederlanders goed af. Historicus J.G. van Dillen (1883-1969) ontdekte dat onder de inschrijvingen van de Amsterdamse Kamer van de VOC, de grootste rekeninghouders van de Wisselbank in 1609 en de meeste vermogende inwoners van Amsterdam rond 1631 allemaal Zuid-Nederlandse immigranten waren.
Naast hun beroepen namen de Zuid-Nederlanders ook hun eigen taal mee en waren er duidelijke verschillen in cultuur op te merken. Onder deze immigranten bevond zich een grote groep geletterden en bovendien beheersten zij meerdere talen, zoals het Italiaans, Spaans en Frans en droegen zij flamboyante kleding. De Noord-Nederlandse tijdgenoot vond dat echter niet zo gewoon en verzette zich dan ook tegen de Zuid-Nederlanders door de Noord-Nederlandse botheid op te poetsen en het als een deugd te verkondigen.
Calvinisme en predikanten
Uiteraard brachten de Zuid-Nederlanders ook hun geloof mee naar het Noorden. De overgrote meerderheid van de Zuid-Nederlanders die zich in de Republiek vestigden, hing het calvinistische geloof aan. Met de grote stroom vluchtelingen kwamen ook veel predikanten mee. Zij hadden volop werk te doen aangezien het nieuwe geloof in de Republiek nog moest wortelen.
Ondanks de komst van het indrukwekkende aantal van 150.000 voornamelijk calvinistische immigranten, bleef de Republiek toch overwegend katholiek. In de periode van 1610 tot 1615 hing iets minder dan de helft van de Noordelijke Nederlanders het Katholieke geloof aan en een kwart het calvinistische geloof.
Toch heeft uiteindelijk het calvinistische geloof een zeer grote stempel op de Nederlandse samenleving weten te drukken. Jan Lucassen en Rinus Penninx schrijven in Nieuwkomers. Immigranten en hun nakomelingen in Nederland 1550-1985:
“De uit het zuiden afkomstige predikanten waren dikwijls uiterst rechtzinnig in de leer en het is opmerkelijk hoe hun religieuze pressiegroep zowel de Synode als de Bijbelvertaling van Dordrecht bepaalde. Daarmee wisten zij niet alleen het karakter van het Nederlandse calvinisme diepgaand te beïnvloeden, maar ook het karakter van het Algemeen Beschaafd Nederlands. Dit berust namelijk voor een groot gedeelte op het taalgebruik in de Statenbijbel, de Dordtse Bijbelvertaling.”
Conclusie
We kunnen nu dan ook wel zeggen dat de Zuid-Nederlandse vluchtelingen hun stempel hebben gedrukt op het geloof, de cultuur, de economie en de taal van de Noordelijke Nederlanden. Sterker nog, hadden onze voorouders deze vluchtelingen niet met open armen ontvangen, dan was het nog maar de vraag geweest of een stad als Amsterdam ooit de kans zou hebben gekregen om uit te groeien tot de metropool welke het vandaag de dag is.
Bedrijvigheid bij de Dam en de Waag in Amsterdam in 1668. Schilderij van Jan van Kessel.
Verder lezen en kijken
- Artikel: Nederland is altijd een migratieland geweest Interview met Rinus Penninx
- Recensie: Toen de nieuwe economie nog geen zeepbel was. Nieuwe verklaringen voor het verpletterende succes van de Republiek (NRC.nl)
- Boek: Veelvormige dynamiek. Europa in het ancien régime 1450-1800 door Willem Frijhoff en Leo Wessels (2006)
- Boek: Gouden Eeuw. Het raadsel van de Republiek door Prak, Maarten (2002).
©GeschiedenisBeleven.nl, auteur: Iris de Ruyter, foto’s Wikimedia (cc)