De Beeldenstorm roept bij de meeste mensen een beeld op van wanorde, chaos en nutteloze verwoesting. Maar klopt dat wel? In Utrecht kon veel middeleeuwse beeldhouwkunst uit de kerken gered worden.
‘De eerste Beeldenstorm in Utrecht verliep heel geordend’, vertelt Micha Leeflang conservator oude kunst van het Catharijneconvent. ‘De protestanten hadden het kerkbestuur gevraagd om een aantal plaatsen om te mogen prediken. Om hun een plek te geven werden er kerken ontruimd, op een geordende manier, door de geestelijken en het kerkbestuur zelf. De kunst die dan in de kerk stond werd opgeborgen of naar een andere plek verplaatst.’
Dat dit geen garantie was voor behoud, illustreren de houten restanten van een beeldgroep uit Soest. Van wat eerst een voorstelling van Christus in het hof van Getsemane was, is nog enkel de voet herkenbaar. Maar wat voor voetje; fijn, gedetailleerd en levendig.
De beeldengroep werd aan het einde van de 16e eeuw ingemetseld in een nis, waarschijnlijk om de groep tegen mogelijk geweld van de beeldenstormers te beschermen. Die konden er niet meer bij, maar vocht en insecten, zoals boktorren, kregen wel vrij spel. Wat overblijft zijn slechts flarden van wat een droom van een beeld moet zijn geweest.
Het vermolmde hout van de beeldgroep van Soest en een beschadigd beeld van Petrus. (foto’s: Michelle van Lanschot)
Realisme en huiselijke scènes
Aan de escalatie en opstanden die in 1566 uitbraken ging het een en ander vooraf. Er was sprake van jarenlange politieke onrust, hongersnood en represailles van de inquisitie die andersgelovigen wegens ketterij op de brandstapel zette. De mensen waren mild gezegd ontevreden, en dit was een vruchtbare voedingsbodem voor reformatorische predikers. Deze vielen het katholieke geloof aan op een aantal misstanden die sinds jaar en dag gemeengoed waren, waaronder de handel in aflaten en heiligen- en reliekverering.
De grootste zonde waaraan de katholieke kerk zich in de ogen van de hervormers schuldig maakte, was het aanbidden van afbeeldingen van heiligen. Volgens de boegbeelden van de reformatie, Luther, Calvijn en Erasmus, moesten gelovigen het gebed rechtstreeks tot God richten, in plaats van een afbeelding als tussenpersoon te gebruiken. De katholieken daarentegen verdedigden zichzelf door op de vermenselijking van Christus te wijzen. Hierdoor kon de toeschouwer zich vereenzelvigen met de heilige figuren.
Dit realisme en deze huiselijke scènes waren de specialiteit van de Utrechtse beeldhouwers.
Intieme blik
Eén beeldengroep, De heilige familie van de beroemdste Utrechtste beeldhouwer Adriaen van Wesel, is hier het ultieme voorbeeld van. We zien het kindje Jezus terwijl hij zijn vader Jozef, die timmerman was, helpt met het opmeten van een houten plank.
Een uitzonderlijke voorstelling en een intieme blik in een gezinsleven waar weinig heiligs meer aan te ontdekken is. Alsof Maria ieder moment van het boek waarin ze aan het lezen is naar je op kan kijken.
De Heilige Familie door de Utrechtse beeldhouwer Adriaen van Wesel (foto: Museum Catharijneconvent)
Strijd van beeld tegen woord
De katholieken pleitten bovendien voor het gebruik van afbeeldingen om het verhaal van de Bijbel duidelijk te maken aan kerkbezoekers die niet konden lezen: een religieus stripverhaal. Volgens de reformatoren had het woord Gods echter genoeg overtuigingskracht en ze namen dan ook geen genoegen met deze uitleg. Het werd een strijd van ‘stomme’ katholieke beelden tegen het Goddelijke woord.
Op 20 augustus 1566 bezetten groepen Calvinisten, opgehitst door rondzwervende predikers, de Onze-Lieve-Vrouwe kathedraal in Antwerpen, en van daaruit volgen- onafhankelijk van elkaar en in hoog tempo- de andere steden en gehuchten van de zuidelijke en noordelijke Nederlanden. Op de tentoonstelling Ontsnapt aan de Beeldenstorm: middeleeuwse Beeldhouwkunst 1430-1530 in het Catharijneconvent is verbeeld wat de gevolgen zijn. Beelden in fragmenten en stukken, zo aangetroffen in de vloeren van kerken bij verbouwingen
Om als beeld aan het geweld te ontsnappen moest het of zo hoog staan dat geen ladder lang genoeg was, of het moest zo gelukkig zijn je in een huis te bevinden. In de tweede zaal van de tentoonstelling staan dit soort objecten. Ze zijn prachtig uitgelicht en krijgen de ruimte om hun artistieke kwaliteit te tonen. Er zijn memorietafels (gedenkstenen), en fragmenten van friezen en Anna te Drieënbeeldjes. De Beeldenstorm lijkt te zijn gaan liggen: de zon breekt door.
Link: Maria met Kind (detail), Meester van de Emmerikse Heiligen, ca. 1470-1480. Rechts: detail van een eikenhouten engel uit ‘De aanbidding van de herders’, circa 1490-1500. (foto’s: Catharijneconvent)
In de mode
Utrecht was tussen 1430 en 1530 een van de belangrijkste centra voor de productie van beeldhouwkunst. Van heinde en verre stroomden de opdrachten binnen. De kunstenaars werkten in hout en steen, maar ook in serie met een mal en pijpaarde, een witbakkende klei. In een apart kamertje kan je een blik werpen in de werkplaats van het beeldatelier.
De conservator vertelt: ‘De Utrechtse beeldhouwkunst was in de verre omstreken bekend om zijn moderniteit. Men wist dat als je iets nieuws en volgens de laatste mode wilde hebben je in Utrecht moest zijn.’ Het beeldhouwwerk uit Utrecht is te herkennen aan de krulletjes in het haar van de vrouwenfiguren, de bolle voorhoofdjes, een klein onderkinnetje en halvemaanoogjes. Ze zien er gezellig en zachtaardig uit.
Woud van sculpturen
Een uitgekiend en golvend spel van kijkrichtingen loodst je in de laatste ruimte door een woud van sculpturen. Ze zijn bij elkaar gezet op basis van overeenkomsten in hun gezichten, haardracht of de plooival van de kledij. Middenpunt van de zaal is het boegbeeld van de tentoonstelling, de stenen vrouwenkop gemaakt in de eerste kwart van de 16e eeuw. In het warme licht ziet ze er nog zachtaardiger uit.
Deze zaal herbergt de topstukken van de periode, ook voor export naar het buitenland. De conservator vertelt: `Bij sommige beelden zijn het haar, de onderkinnetjes en de halvemaanoogjes extra aangezet om het overdreven Utrechts te maken. Daar was blijkbaar vraag naar.´
De tentoonstelling eindigt met een beeldje van Maria met Kind uit 1550 van de in Utrecht werkzame beeldhouwer Colijn de Nole. De natuurgetrouwheid van het lichaam en de rijkdom van de plooival kondigen de renaissance aan.
Eikenhouten beeld ‘Maria met Kind op de maansikkel’ uit ca. 1520-1530. Rechts een detail van dit beeld. (foto’s: Museum Catharijneconvent Utrecht)
Verder lezen en kijken
- De tentoonstelling Ontsnapt aan de Beeldenstorm is nog te zien t/m 24 februari 2013 in museum Catharijneconvent Utrecht.
- De tentoonstellingscatalogus Middeleeuwse beelden uit Utrecht 1430-1530 (2012)
- Bekijk een interview met conservator Micha Leeflang
©GeschiedenisBeleven.nl, auteur: Michelle van Lanschot, eindredacteur: Merel Otten, beeldredacteur: Nina Brands, foto’s: Michelle van Lanschot en Museum Catharijneconvent Utrecht