Romeinse oorlogsinvaliden: bejubeld en verguisd

Romeinse terracotta uit de 1e eeuw n.Chr. van een persoon met ongecontroleerde spiercontracties in het gezicht (Foto: RMO Leiden)

Het Romeinse leger telde in zijn hoogtijdagen (211 n.Chr.) ongeveer 450.000 soldaten. De strijd tegen vijandelijke legers zorgde voor een groot aantal gewonden. De pechvogels moesten verder door het leven als paria. Wie geluk had, kreeg het etiketje oorlogsheld.

Door Korneel Van Lommel

Na zijn ontslag uit het leger betrad de Romeinse soldaat een heel nieuwe wereld. Een periode van harde discipline maakte plaats voor een leven als burger waarin schone schijn en roddelpraat alom aanwezig waren.

Om te voorkomen dat ze ten prooi vielen aan deze roddelpraat hadden de Romeinen, de elite althans, bijzondere aandacht voor hun verschijning in het openbaar. Het uiterlijk speelde, veel meer dan vandaag de dag, een grote rol in de manier waarop een persoon werd behandeld. Mensen met een handicap kenden over het algemeen een weinig menswaardig bestaan in de Romeinse samenleving.

Mikpunt van spot

Volgens de Romeinen waren gehandicapten mismaakt. Vaak waren ze mikpunt van spot of werden ze gebruikt als entertainment. Het liefst liepen mensen in een wijde boog om ze heen: een lichamelijke afwijking zou ongeluk brengen.

Die overtuiging leidde soms tot agressief gedrag tegenover mensen met een handicap. De Romeinse natuurkundige Plinius de Oudere (ca. 23-79 n.Chr.) gaf bijvoorbeeld de raad om te spuwen bij een ontmoeting met iemand die kreupel is aan het rechterbeen, om op die manier ‘beheksing’ (fascinatio) en besmetting (contagium) tegen te gaan.

Muurschildering uit 1e eeuw v.Chr. in Pompeii. Een pijl wordt uit de dij van Aeneas verwijderd. (Foto: Wikimedia)
Muurschildering uit 1e eeuw v.Chr. in Pompeii. Een pijl wordt uit de dij van Aeneas verwijderd. (Foto: Wikimedia)

Volgens de wijdverspreide ideeën van de pseudowetenschap, de fysiognomiek, was het lichaam de spiegel van de ziel. Uiterlijke kenmerken en gedragingen van een persoon verschaften volgens deze leer inzicht in zijn karakter. Vaak maakte een Romein eerst een vergelijking tussen het uiterlijk van de persoon en een dier, om vervolgens de innerlijke eigenschappen van dat dier toe te schrijven aan die persoon.

Het beste wat je kon overkomen, was gelijk gesteld worden aan een leeuw. Dan beschikte je over kenmerken als moed, heldhaftigheid, verdraagzaamheid, bescheidenheid, generositeit en nobel gedrag.

Mensen met een handicap of een mismaakt lichaam daarentegen werd veelal negatieve karaktertrekken toegeschreven.

Bewondering en afkeer

Het oordeel over oorlogsinvaliden was minder rechtlijnig dan het oordeel over mensen met een handicap in het algemeen. Enerzijds vertoonden de ex-soldaten allerlei uiterlijke afwijkingen, anderzijds hadden zij net een dienst aan de staat bewezen door hun eigen leven op het spel te zetten. Daardoor ontstond er een spanning tussen bewondering en afkeer en trots en schaamte.

Die tweestelling vertaalde zich in twee complexe begrippen: decus corporis en dehonestamentum corporis. Decus corporis betekende zoiets als ‘eer van het lichaam’, ‘versiering van het lichaam’ of beter ‘een gedecoreerd lichaam’. De littekens werden als het ware als militaire insignes gezien. Met andere woorden, het lichaam bewaarde ondanks de verwondingen zijn waardigheid.

Tegelijkertijd straalde het virtus uit. Dit ruime begrip omvatte alle positieve mannelijke kwaliteiten: in het geval van oorlogsinvaliden moed, onverschrokkenheid, doorzettingsvermogen en de bereidheid om voor de staat te sterven. Daartegenover stond het dehonestamentum corporis: dat wat het lichaam oneer aandoet of misvormt. Die negatieve term werd eveneens in het algemeen op mensen met een handicap toegepast.

Plaats van littekens

Een belangrijke factor die besliste of een oorlogsinvalide viel in de categorie decus corporis of het dehonestamentum corporis, was de plaats van zijn verwondingen. Littekens achter op het lichaam lieten zien dat de soldaat in kwestie was gevlucht tijdens de strijd en alsnog in de rug werd getroffen. Door die laffe daad verloor hij zijn waardigheid en bezat hij geen virtus.

De antieke auteur Plutarchus (ca. 46-120 n.Chr.) vertelde een passende anekdote waarin hij beschrijft dat een soldaat tijdens een gevecht op zijn buik was gevallen. Een andere krijger stond klaar om hem neer te steken. Op dat moment vroeg de gevallen soldaat echter of hij zich eerst mocht omdraaien voordat hij gedood zou worden, zodat er geen verwondingen op zijn rug zichtbaar zouden zijn.

Oorlogshelden benadrukten ook steeds dat ze vele littekens op hun borstkas hadden, maar geen enkele op de rug. Verwondingen aan de voorkant van het lichaam gaven immers blijk van dapperheid in de strijd.

Trots of schaamte

Sommige politici maakten handig gebruik van hun oorlogsverleden, door bij verkiezingen onder hun toga geen tunica te dragen. Op die manier werd een deel van hun borstkas ontbloot en konden ze hun littekens van moed laten zien, in de hoop de steun van het volk te verkrijgen. Militair prestige effende immers het pad voor een succesvolle politieke carrière.

Volgens de algemene mentaliteit in Rome was een persoon die zich onderscheidde op het slagveld de geknipte bestuurskandidaat. Cato Maior (ca. 234-149 v.Chr.) bijvoorbeeld wist al op jonge leeftijd naam te maken in de hoogste kringen van Rome, hoewel hij zelf niet aristocratisch van geboorte was. Hij ging rond 217 v.Chr. voor het eerst mee op campagne tegen Hannibal, de aanvoerder van het vijandelijke Carthaagse leger. Al gauw telde zijn borst vele eervolle littekens. Mede dankzij zijn militaire successen werd hij uiteindelijk opgenomen in de aristocratische kringen. Hij bekleedde zelfs de topfunctie van consul in Rome. En als senator genoot hij veel respect van zijn collega’s.

Fragment uit de zuil van Trajanus (107-112 n.Chr.). Een gewonde soldaat krijgt verzorging. (Foto: Wikimedia)
Fragment uit de zuil van Trajanus (107-112 n.Chr.). Een gewonde soldaat krijgt verzorging. (Foto: Wikimedia)

Er waren ook oorlogsinvaliden die allerminst trots waren op hun verwondingen. Bang om bespot te worden en hun waardigheid te verliezen, trokken ze zich uit schaamte terug uit het openbare leven. Zelfs mensen uit de hoogste klasse wilden het risico niet lopen om vernederd te worden. Spurius Carvilius Maximus Ruga (3e eeuw v.Chr.) was zo iemand. Hij bekleedde twee keer het hoogste politieke ambt van consul, maar door een oorlogswond liep hij mank en besloot daarom ontslag te nemen. Zijn moeder probeerde hem met bemoedigende woorden alsnog te verlossen van zijn schaamte:

“Waarom ga je niet naar buiten, mijn Spurius? Elke stap die je zet, zal je keer op keer aan jouw heldenmoed (virtus) herinneren.”

Het is niet bekend of Spurius zich nog heeft bedacht en zijn ambt opnieuw bekleedde. Zijn verhaal geeft echter wel te kennen dat het voor oorlogsinvaliden niet vanzelfsprekend was om als helden door de burgerbevolking onthaald te worden. Hoewel een persoon al een hoog aanzien kon genieten, gaf dat hem geen vrijgeleide voor spot en pesterijen.

Bij zijn terugkeer naar de samenleving stond een Romeinse oorlogsinvalide een onzekere toekomst te wachten: zou hij bejubeld of verguisd worden?

Een groep re-enactors uit Oostenrijk verbeeld Romeinse soldaten uit 70 n.Chr. die ten strijde trekken. (foto Wikimedia).
Een groep re-enactors uit Oostenrijk verbeeld Romeinse soldaten uit 70 n.Chr. die ten strijde trekken. (foto Wikimedia).

Verder lezen en kijken

  • Meer artikelen over de oudheid of militaire geschiedenis op GeschiedenisBeleven.nl
  • De Romeinen maakten beelden van mismaakte mensen. Bekijk een voorbeeld
  • De culturele betekenis van littekens in de Romeinse tijd: Les cicatrices ou la mémoire du corps, in: Corps Romains (2002) Philippe Moreau
  • Standaardwerk over mindervaliden in de Grieks-Romeinse oudheid: The eye of the beholder (1995) Robert Garland
  • Interessant artikel van Toon Van Houdt over de rol van de fysiognomiek in de oudheid en de moderne tijd.

©GeschiedenisBeleven.nl, auteur: Korneel Van Lommel, eindredactie: Linda Moerman, beeldredactie: Nina Brands, foto’s: Rijksmuseum van Oudheden, Wikimedia Commons

Leestips