Het stadspark Villa Borghese in Rome is een groene oase in de drukke stad. Hier bevindt zich de Galleria Borghese, een kunstmuseum met een topcollectie. De oprichter, kunstliefhebber kardinaal Scipione Borghese (c.1577-1633), ging ver om te krijgen wat hij wilde.
Door Fabienne Tetteroo
Toen Camillo Borghese (1552-1621) in 1604 tot paus Paulus V (1605-1621) werd benoemd brak er een gouden tijdperk aan voor de familie Borghese. Het leven van rechtenstudent Scipione Caffarelli, de neef van Camillo, veranderde ingrijpend. Ondanks dat hij tot dan toe geen kerkelijk leven leidde, benoemde zijn oom de paus hem in 1604 tot kardinaal en liet hem de achternaam Borghese aannemen.
Terwijl de paus een sober en vroom leven leidde, liet zijn neef villa’s bouwen en verzamelde hij antieke sculpturen, schilderijen, boeken en muziekinstrumenten. Mocht een kardinaal wel zo luxueus leven?
Tussen wereldlijk en spiritueel
Scipione Borghese was de kardinaal-nepoot, de rechterhand van de paus en daarmee de op één na belangrijkste man in de christelijke wereld. Hij kreeg een waslijst hoge functies toegewezen, waarvoor hij het salaris ontving terwijl hij het saaie werk aan zijn secretarissen overliet. Scipione had wel belangrijkere zaken aan zijn hoofd.
De paus delegeerde wereldlijke zaken naar zijn kardinaal-nepoot. Laatstgenoemde bevond zich op de grens tussen het wereldlijke en het spirituele. Aan de ene kant was hij een man van God, de schakel tussen de paus en het gelovige volk, die een sober leven moest leiden. Anderzijds was hij een prins van de kerk, die zoals het een seculiere prins betaamt zijn reputatie hoog moest houden door middel van uiterlijk vertoon.
Portret van Scipione Borghese, geschilderd door Ottavio Leoni in de 17e eeuw en een beeld door Gian Lorenzo Bernini uit 1632 (foto: Wikimedia)
Het verzamelen en tentoonstellen van kunst of luxueuze objecten mocht wel, zolang deze publiekelijk toegankelijk waren en voor studiedoeleinden zouden kunnen dienen. Het aanbieden van een plek voor het vergaren van kennis was namelijk een deugd en dat was een goed excuus voor het verzamelen van luxe objecten.
Een kardinaal die kunst verzamelde om egoïstische redenen was uit den boze; de collectie moest tot wetenschappelijk en maatschappelijk nut zijn.
De Villa Borghese
Al in 1605 liet Scipione de aanleg van een enorm park op de heuvel Pincio aanvangen, waar de familie Borghese diverse wijngaarden bezat. Rond 1612 begon de bouw aan een grote villa die Scipione’s kunstcollectie zou herbergen en tentoonstellen. De façade van de villa was voorzien van antieke sculpturen, om de bezoeker een voorproefje te geven van de kunstschatten die binnen te zien waren.
Het park zelf was een openluchtmuseum vol met fonteinen, antieke sculpturen en gebouwtjes. ‘Publiekelijk toegankelijk’ betekende in de 17e eeuw echter iets anders dan tegenwoordig. Het was niet zo dat elke inwoner van Rome zomaar naar binnen mocht, zoals nadat het in 1903 een openbaar stadspark werd.
Alles voor de kunst
Het verzamelen van kunst was een grote passie van Scipione. Dit blijkt wel uit hoe ver hij bereid was te gaan wanneer hij zijn zinnen had gezet op bepaalde kunstwerken.
Om twee vroege werken van Caravaggio, één van zijn favoriete kunstenaars, te bemachtigen hield hij in 1607 Giuseppe Cesari, de voormalige leermeester en toenmalige bezitter van deze werken, met een smoes gevangen. Als de schilder vrij wilde komen, moest hij zijn volledige schilderijencollectie aan de kardinaal overdragen. Op deze wijze kwam Scipione in het bezit van Caravaggio’s Zieke Bacchus en Jongen met een fruitmand (beide c.1593-95).
Simon Felice etste in de 17e eeuw het uitzicht over het park en de Villa Borghese (foto: The Elisha Whittelsey Collection, The Elisha Whittelsey Fund, 1961, via metmuseum.org).
De Kruisafname (1507) van Rafaël was speciaal gemaakt voor de San Francesco al Prato kerk in Perugia, maar Scipione vond het blijkbaar zo mooi dat hij het voor zichzelf wilde hebben. In 1608 liet paus Paulus V het altaarstuk midden in de nacht verwijderen om het vervolgens aan zijn neef te geven.
De bevolking van Perugia was boos om de diefstal van hun altaarstuk. Om hen te kalmeren liet Scipione twee kopieën van het altaarstuk maken, waarvan één door Giuseppe Cesari. Dit was voor laatstgenoemde waarschijnlijk een aparte situatie, aangezien hij een jaar eerder zelf was bestolen door Borghese.
Patronage van Caravaggio
De Galleria Borghese is het museum met de meeste Caravaggioschilderijen. Van de oorspronkelijk ongeveer twaalf werken die Scipione bezat zijn er nu nog zes over.
De Schrijvende Heilige Hieronymus (c. 1605-06) was waarschijnlijk een cadeau aan de kardinaal als dank dat hij de schilder had geholpen met de afhandeling van een rechtszaak, waarbij Caravaggio terechtstond voor het aanvallen van een klerk. Scipione was waarschijnlijk zeer blij met zijn Hieronymus, want hij introduceerde Caravaggio kort daarna bij de paus.
Vervolgens kreeg de schilder de opdracht van de palfreniers, de pauselijke koetsbediendes, om voor hun altaar in de St. Pieter een altaarstuk te maken: Madonna van de Palafrenieri (1606).
Het schilderij werd echter direct afgewezen omdat de Madonna een te laag uitgesneden decolleté had en er waarschijnlijk een prostituee model voor had gestaan. De Heilige Anna, de patroonheilige van de palfreniers, zag eruit als een fragiele oude vrouw.
De palfreniers verkochten het altaarstuk voor een zachte prijs aan, wie anders, Scipione Borghese.
De palfreniers waren niet blij met Caravaggio’s schilderij Madonna van de Palafrenieri. Hun St. Anna (rechts) komt er bekaaid vanaf op dit portret. Rechts: De Schrijvende Heilige Hieronymus (c. 1605-06) door Caravaggio was waarschijnlijk een cadeau aan kardinaal Scipione. (foto’s: Wikimedia).
Scipione en Caravaggio’s dood
Wanneer en hoe de David met het hoofd van Goliath (c. 1606-10) exact in Scipione’s collectie is gekomen, is nog steeds een debat onder kunsthistorici. In 1606 vluchtte Caravaggio uit Rome nadat hij in een duel zijn tegenstander had vermoord. Het schilderij wordt over het algemeen gezien als een verzoek om gratie aan het adres van de kardinaal. Het hoofd van Goliath is namelijk een zelfportret.
De Johannes de Doper (1610) is één van de laatste werken van de schilder. Het schilderij werd gemaakt als tegenprestatie voor het pardon dat de kardinaal aan het regelen was voor Caravaggio. Helaas is de schilder nooit met het schilderij in Rome aangekomen. Hij overleed in 1610 tijdens de reis van zijn toenmalige verblijfplaats Napels naar Rome.
Scipione was één van de eersten die van het nieuws op de hoogte was, en zette direct stappen om zijn Johannes de Doper veilig te stellen. Het belangrijkste was, dat Scipione Borghese kreeg wat hij wilde.
Links: David met het hoofd van Goliath was waarschijnlijk een smeekbede aan Scipione Borghese; het hoofd is een zelfportret van Caravaggio. Rechts Johannes de Doper van Caravaggio. (foto’s: Wikimedia)
Verder lezen en kijken
- Meer artikelen over kunstgeschiedenis en Rome op GeschiedenisBeleven.nl
- Lees ook het artikel over het met kunst gevulde Palazzo Doria Pamphili in Rome
- Bekijk de website van Galleria Borghese
- Bekijk in dit filmpje de kunstschatten van de Galleria Borghese in vogelvlucht:
©GeschiedenisBeleven.nl, auteur: Fabienne Tetteroo, eindredactie: Suzan Schonbeck, foto’s: Wikimedia en The Elisha Whittelsey Collection, The Elisha Whittelsey Fund, 1961, metmuseum.org