Na de slavernij: keuze of kidnap

Groep Javaanse contractarbeiders in het koeliedepot, rond 1925. (foto collectie Tropenmuseum)

De populaire televisieserie De Slavernij eindigt met de afschaffing van de slavernij. Wie gingen daarna het werk op de Surinaamse plantages doen? Dit keer geen Afrikaanse slaven, maar Hindoestaanse en Javaanse contractarbeiders, hopend op een beter leven. Het zou niet hun laatste volksverhuizing zijn.

Door Arita Jol-de Vries

Op 5 juni 1873 legde het schip Lalla Rookh aan in het ‘beloofde land’. De eerste 400 Hindoestaanse contractarbeiders voor Suriname zagen met eigen ogen het land van Shri Ram, een incarnatie van de God Vishnu. Want zo was de kolonie hen voorgespiegeld door ronselaars van plantagearbeiders.

Ze gingen in Suriname goed verdienen en daarna rijk terug naar huis.

Ondertekening met vingerafdruk

Thuis was voor deze emigranten de regio Hindoestan in het noorden van Brits-Indië, het huidige India. Een straatarme, dichtbevolkte regio, die regelmatig geteisterd werd door overstromingen. Na zo’n allesverwoestende natuurramp lieten veel mensen zich door ronselaars overhalen de armoede achter zich te laten.

Romantischer zijn verhalen over geliefden die aan het rigide kastenstelsel wilden ontsnappen. Zij konden in India niet trouwen en vertrokken samen naar Suriname. Ook alleenstaande vrouwen vertrokken. Van de vrouwelijke emigranten was 50 procent ongetrouwd, vaak jonge weduwen, op zoek naar meer vrijheid.

Maar veel mensen kozen helemaal niet. Er zijn talloze verhalen van emigranten die voor ze het wisten op de boot zaten, met onbekende bestemming, weg van hun familie en hun thuis. De voorwaarde dat de contractanten vrijwillig en goed geïnformeerd een contract behoorden te sluiten, bleef in de praktijk een dode letter. Niet vreemd met 90 procent analfabeten, die hun contract ondertekenden met een vingerafdruk.

Javaanse emigranten op weg naar Suriname. 1900-1930. (Foto: collectie Tropenmuseum)
Javaanse emigranten op weg naar Suriname. 1900-1930. (Foto: collectie Tropenmuseum)

Plantagebouw uit het slop

De koloniale overheid in Suriname zag de contractanten graag komen. Na afschaffing van de slavernij in 1863 hadden de slaven in een overgangsperiode van tien jaar nog wel verplicht op de plantages gewerkt. Maar dat hield op in 1873. De voormalige slaven keerden de plantages massaal de rug toe. Werk in de landbouw zou voor hen altijd de associatie met slavenarbeid houden.

Waar haal je nieuwe arbeidskrachten vandaan?

In Brits-Guyana en Frans-Guyana, de buurlanden van Suriname waren de plantagehouders erin geslaagd de plantagelandbouw uit het slop te halen met Brits-Indische contractanten. De Surinaamse koloniale overheid maakte daarom afspraken met Groot-Brittannië om ook voor Suriname deze contractanten te mogen werven. Dat stonden de Britten toe onder zeer strikte voorwaarden.

Dat was de Surinaamse plantagehouders een doorn in het oog. De Britten konden zomaar besluiten de emigratie te stoppen! Nederland had toch ook koloniale gebieden in Azië, waarom konden daar geen contractanten vandaan gehaald worden? Ook Java was dichtbevolkt, daar wilden veel arme boeren de rijstvelden wel verlaten voor een beter bestaan. Daarom vertrok in 1894 de Voorwaarts met de eerste Javaanse contractarbeiders voor Suriname.

In totaal zouden tussen 1873 en 1939 ruim 34.000 Hindoestaanse en bijna 33.000 Javaanse arbeiders een nieuw leven in Suriname beginnen.

Aankomst van Javaanse immigranten in Paramaribo, in 1925. (foto: collectie Tropenmuseum)
Aankomst van Javaanse immigranten in Paramaribo, in 1925. (foto: collectie Tropenmuseum)

Koelies

De nieuwkomers kwamen aan in het Koeliedepot, waar nu een standbeeld staat ter herinnering aan de Hindoestaanse immigratie. Koelie was de (denigrerende) naam voor dagloners. Daarvandaan vertrokken de immigranten naar de plantages, waar suiker, koffie, katoen of cacao verbouwd werd.

Het was hard werken onder opzichters die weinig verschil maakten tussen slaven of contractanten. Ook de gratis huisvesting stelde weinig voor. De leegstaande slavenverblijven waren goed genoeg voor de contractanten.

Het achterlaten van de armoede was niet gelukt: ze hadden hun armoede slechts geëxporteerd.

De contractant kreeg vaak betaald per taak in plaats van per dag. Dat was voordelig voor de opzichters, want dan was er minder toezicht nodig. Maar de taken stamden uit de slaventijd, toen slaven langere dagen maakten. Hierdoor moest de contractant langer werken en verdiende minder dan verwacht omdat de taak niet af was. De taken werden nog verder opgevoerd toen de plantages te maken kregen met dalende prijzen op de wereldmarkt.

De contractanten voelden zich uitgebuit en er ontstonden vele conflicten en opstanden. De bekendste opstand was die op suikerplantage Mariënburg in 1902, waarbij woedende koelies de directeur vermoorden. Een legereenheid trok de plantage binnen en er vielen ruim twintig doden.

De oogst van suikerriet op de plantage Rust en Werk in Suriname, in 1928. (foto: collectie Tropenmuseum)
De oogst van suikerriet op de plantage Rust en Werk in Suriname, in 1928. (foto: collectie Tropenmuseum)

Uitstel van terugkeer

Elke contractant had recht op terugkeer na afloop van het contract, zo stond in de voorwaarden. Toch bleef uiteindelijk driekwart van de contractanten in Suriname. De droom welgesteld terug te keren naar huis kwam niet uit. Velen stelde de terugkeer uit en sloten een nieuw contract. Wie er ondanks het schamele loon in was geslaagd een beetje te sparen, begon na de contractsperiode als kleine landbouwer.

De crisis van de jaren dertig sloeg in Suriname hard toe. De nog overgebleven plantages sloten voorgoed hun poorten. De werkloosheid was hoog en veel Javanen wilden terugkeren.

Maar daar was helemaal geen geld voor, uitstel werd afstel.

Handel en bauxiet

Na 1916 was een einde gekomen aan nieuwe aanwas vanuit India na protesten van de nationalisten onder leiding van Mahatma Ghandi (1869-1948). Zij vonden de contractarbeid koloniale uitbuiting. Hindoestanen legden zich neer bij Suriname als hun nieuwe vaderland. Voortaan noemden zij zich geen immigrant meer. Ook probeerden ze de term koelie uit te bannen, die niet meer paste bij de meer zelfbewuste Hindoestaan.

Velen van hen vonden een nieuw bestaan in de handel. Nog steeds is de middenstand in Suriname voor een groot deel een Hindoestaanse aangelegenheid.

De Tweede Wereldoorlog bracht grote veranderingen in Suriname. Er kwam een definitief einde aan de contractarbeid, ook de aanvoer uit Java stopte. Daarnaast leverde debauxietwinning voor de Amerikaanse vliegtuigindustrie veel nieuw werk op, vooral voor Javanen.

Een groep Creoolse visverkoopsters naast de vissers en hun boot in 1915. (foto: collectie Tropenmuseum)
Na de afschaffing van de contractarbeid vonden veel Creolen een bestaan in de handel. Hier zie je een groep Creoolse visverkoopsters naast de vissers en hun boot in 1915. (foto: collectie Tropenmuseum)

Einde of nieuw begin?

Net toen alle bevolkingsgroepen hadden geaccepteerd dat hun toekomst in Suriname lag, kwam het dekolonisatieproces op gang. Vooral de afstammelingen van de slaven, de Creoolse meerderheid van de bevolking, ijverde voor zelfbestuur.

De Hindoestanen en Javanen verzetten zich lang tegen de onafhankelijkheid. Enerzijds voelden zij er weinig voor een minderheid te worden met weinig politieke invloed. Anderzijds zagen beide groepen de onafhankelijkheid van India en Indonesië, hun landen van herkomst, gepaard gaan met grote religieuze en politieke spanningen. Dat temperde het enthousiasme aanzienlijk.

Uiteindelijk zijn er 70.000 mensen naar Nederland verkast in de aanloop naar de onafhankelijkheid, onder hen opvallend veel nakomelingen van contractarbeiders. Van Azië via Zuid-Amerika naar Europa: Nederland was hun derde vaderland in nog geen honderd jaar.

Foto: Monument van Baba en Mai (Papa en Mama) op het voormalige terrein van het koeliedepot, ter herinnering aan de Hindoestaanse immigratie.
Foto: Monument van Baba en Mai (Papa en Mama) op het voormalige terrein van het koeliedepot, ter herinnering aan de Hindoestaanse immigratie.

Verder lezen en& kijken

©GeschiedenisBeleven.nl, auteur: Arita Jol-de Vries, eindredactie: Margriet Pflug

Leestips