De Eerste Wereldoorlog versnelde niet alleen maatschappelijke ontwikkelingen. Ook de kunstwereld trilde op haar grondvesten. De slagvelden van de Grote Oorlog bleken tegen wil en dank een vruchtbare voedingsbodem voor de kunstproductie in het Duitse Interbellum te zijn.
Door: Fanny Kuitenbrouwer
Wanneer Franz Marc (1880-1916) en Wassily Kandinsky (1866-1944) in 1911 de kunstenaarsgroep Der Blaue Reiter oprichten, sluiten zij aan bij de nieuwste kunststroming, het expressionisme. Vijf jaar later zijn hun opvattingen alweer ingehaald door de geschiedenis. De oorlog haalt de avant-gardebeweging uit elkaar, zodat er een vroegtijdig en abrupt einde komt aan de kunstenaarsgroep.
Twee leden, Marc zelf en zijn goede vriend August Macke (1887-1914), sneuvelen. Kandinsky keert na de Eerste Wereldoorlog weer terug naar zijn geboortestad Moskou.
De oorlog als kunst
Voor de ene groep kunstenaars betekent de oorlog het einde van hun artistieke ideeën, voor anderen staat oorlog voor vernieuwing. Niet alleen de grote mogendheden kijken uit naar een oorlog om een nieuwe politieke wereldorde te scheppen. Het Futuristisch Manifest uit 1909 van de Italiaan Filippo Marinetti (1876-1944) verklaart de oorlog aan de gevestigde orde en haar traditionele kunst.
De futuristen zien heil in de snelheid van machines en de schoonheid van elektriciteit. De oorlog en de in de strijd gebruikte machines sluiten goed aan bij hun artistieke ideeën, maar dit vormt tegelijkertijd de reden dat hun beweging in 1915 sneuvelt.
Links: Filippo Tommaso Marinetti, de auteur van het Futuristisch Manifest. Rechts: het omslag van de almanak Der Blaue Reiter uit 1912 (foto’s: Wikimedia).
Absurdistisch vluchtoord
Niet iedere kunstenaar is enthousiast over de oorlog en waar in de oorlogvoerende landen kunstenaarsgroepen eindigen, onstaan elders weer nieuwe. Oorlogsvluchtelingen en afgekeurden, waaronder zich ook kunstenaars bevinden, verzamelen zich in het neutrale Zwitserland.
Rondom de Roemeense dichter Tristan Tzara (1896-1963) vormt zich een groep die voorstellingen geeft in Cabaret Voltaire in Zürich. Geschokt door de uitzichtloosheid van de loopgravenoorlog, kiezen zij absurdisme om de burgerlijke cultuur op te schudden. Betekenisloosheid en toeval worden de leidraad voor hun kunst. Het dadaïsme dat in Zwitserland ontstaat verspreidt zich na de oorlog over heel Europa wanneer kunstenaars terugkeren naar hun eigen land. Er worden centra opgericht in Berlijn, Keulen en Parijs.
Links: Op de gevel van Cabaret Voltaire wordt met deze steen de geboorte van het dadaisme herdacht. Rechts: een detail uit het portret van Tristan Tzara door de dadaistische kunstenaar Lajos Tihanyi uit 1927 (foto’s: Wikimedia).
Artistieke politiek
Het dadaïsme ontwikkelt zich tot het surrealisme in de bruisende lichtstad Parijs. In het land van de verliezers heerst echter een ander, grimmiger klimaat. Duitsland wordt het hardst getroffen door de economische crisis in de jaren twintig door de opgelegde herstelbetalingen. De Socialistische Revolutie van 1918 leidt tot het ontstaan van de Weimarrepubliek. De jonge democratie is echter instabiel. Extreem rechts en extreem links vechten om de macht, vaak met geweld.
De Berlijnse dadaïstische beweging kiest voor links en schaart zich achter de in 1919 opgerichte Communistische partij, de KPD. Hun artistieke intenties dienen een politiek doel. Vooral de collages van John Heartfield (1891-1968) nemen politiek rechts en later de opkomst van Adolf Hitler op de hak.
Hoeren en de bourgeoisie
George Grosz (1893-1959) is een van de belangrijkste kunstenaars binnen het dadaïsme. Hij maakt veelvuldig werk voor de KPD. In zijn grafiek en tekeningen valt hij de gevestigde orde aan. Terwijl de oorlogsinvaliden bedelen om gunsten, heeft de bourgeoisie alleen maar oog voor wat de hoeren te bieden hebben. In de grafiekmap Ecce Homo (1924) beeldt hij de vette ‘Spiessbürger’ af terwijl deze zich overgeeft aan vrouwen en drank.
Links: ‘Kunst is dood’; George Grosz en John Heartfield op een ‘dada’-bijeenkomst in Berljin in1920. Rechts: The Eclipse of the Sun, een schilderij van Grosz uit 1926 waar volgens de gangbare interpretatie de oorlogslust van wapenhandelaren op wordt afgebeeld (foto’s: Wikimedia).
Grosz maakt gebruik van de vormentaal van het vooroorlogse expressionisme en futurisme. Schuine lijnen en felle kleuren suggereren de snelheid en de chaos in de grote stad. De vervormde mensfiguren en gezichten roepen afstand en anonimiteit op.
Gladgeschilderde verminking
De grote politieke betekenis die deze Duitse kunstenaars aan hun kunst geven, vraagt om een andere schilderstijl. De kunstenaar wordt als seismograaf van het maatschappelijk onrecht gezien en dit gegeven biedt geen ruimte voor persoonlijke expressie. De vormentaal van het expressionisme, dat gezien wordt als een te weinig maatschappijkritische en persoonlijke uiting van de kunstenaar, wordt daarom overboord gegooid. Het schilderen van de politieke werkelijkheid wordt ook wel verisme genoemd.
De schilderstijl die kunstenaars, zoals Otto Dix (1891-1969), vanaf 1924 ontwikkelen is glad en realistisch. De toets van het penseel wordt uitgeveegd om elke tussenkomst van de kunstenaar weg te poetsen. Zakelijk als met een camera wordt de maatschappij vastgelegd: Die Neue Sachlichkeit is een feit.
Lijdensverhaal
Karikaturale oorlogsinvaliden staan in het werk van Grosz en Dix voor de ongelijkheid in de maatschappij. Dix heeft echter, in tegenstelling tot de afgekeurde Grosz, zelf gevochten in de oorlog. Daarom maakt Dix ook werk dat rouw en medelijden opwekt. Het is niet verwonderlijk dat hij daarvoor teruggrijpt op een traditionele vorm van de uitbeelding van een lijdensverhaal.
De meest verspreide ets uit de bundel Der Krieg uit 1924 is het hierboven afgebeelde ‘Stormtroopers Advance under Cover of Gas’. In deze bundel etsen kon Otto Dix zijn oorlogservaringen kwijt (foto: Wikimedia).
Het drieluik Der Krieg (1928-1932) volgt de christelijke iconografie van een drieluik tot in de predella, de onderkant van een altaarstuk. Hierop wordt vaak het dode lichaam van Christus afgebeeld, zoals in het Isenheimer altaarstuk, dat Dix mogelijk tot voorbeeld diende. Op Dix’ predella wordt niet Christus afgebeeld, maar liggende soldaten. Niet het christelijke lijdensverhaal, maar de ondergang van de soldaten in de oorlog is het onderwerp van dit drieluik.
Herdenken
Voor kunstenares Käthe Kollwitz (1867-1945) eindigt de artistieke zoektocht om het verlies van haar in 1914 gesneuvelde zoon Peter vorm te geven in de sculptuur ‘Moeder met haar dode zoon’ (1937-1938). Het is een moderne piëta, de naam voor de afbeelding van Maria met haar dode zoon Christus. Een vergrote versie van dit beeld staat sinds de Duitse eenwording in 1991 in de Neue Wache in Berlijn, waar de slachtoffers van oorlog en tirannie worden herdacht.
De Eerste Wereldoorlog heeft niet alleen kunst doen verdwijnen en verschijnen, maar heeft ook prachtige kunst voortgebracht. Kunst die nog steeds actueel is en die aanzet tot herdenken van onze geschiedenis.
De moderne piëta van Käthe Kollwitz is te bewonderen in de Neue Wache in Berlijn (foto: Wikimedia)
Verder lezen & kijken
- Meer artikelen over kunstgeschiedenis op GeschiedenisBeleven.nl
- Lees het dagboek van Franz Marc, Brieven van het front.
- Bekijk Otto Dix’ s map met etsen van Der Krieg uit 1924 in de National Gallery of Australia.
- In de eerste afleveringen van Dagboeken uit de Eerste Wereldoorlog komt Käthe Kollwitz aan bod. .
- Bekijk deze informatieve website over tentoonstellingen over Eerste Wereldoorlog
- Tot en met augustus is er een tentoonstelling met werk van Otto Dix en tijdgenoot Max Beckmann in München
- Het drieluik Der Krieg is helaas niet rechtenvrij op deze pagina te plaatsen, maar je krijgt een goede indruk van het werk door deze video:
©GeschiedenisBeleven.nl, auteur: Fanny Kuitenbrouwer, eindredactie: Suzanne Schönbeck, foto’s: Wikimedia