Tijdens de laatste Amerikaanse presidentsverkiezingen probeerden de republikeinen president Obama omver te trekken door hem uit te maken voor socialist. Al sinds de jaren 20 van de vorige eeuw zijn de Amerikanen bang voor socialisme. Met als grootste bestrijder J. Edgar Hoover.
Door Wytse Vellinga
In april 1919 werden er in de Verenigde Staten maar liefst 36 kleine pakketjes in bruin papier met staven dynamiet erin verstuurd. Stuk voor stuk waren de pakketjes op weg naar een vooraanstaand lid van de Amerikaanse maatschappij. Op de lijst met doelwitten van deze tot dan toe grootste terroristische aanslag stonden onder andere de Minister van Justitie, een rechter van het Hooggerechtshof en verschillende congresleden en senatoren.
Angst voor Moskou
De aanslagen mislukten grotendeels, onder andere omdat op een groot aantal pakketjes niet voldoende postzegels geplakt waren. Maar het bekend worden van het complot zorgde hoe dan ook voor een grote angst bij het publiek. Angst, niet voor de anarchisten die volgens de briefjes bij de pakketjes achter de aanslagen zaten, maar angst voor de communisten. Iedereen leek er meteen van overtuigd dat Moskou er achter zat.
De aanslagen leidden indirect tot de opkomst van J. Edgar Hoover (1895-1972). Twee jaar eerder was hij als jurist aan de slag gegaan bij het ministerie van justitie, maar werd in 1919 benoemd tot hoofd van de nieuwe Radical Division van de BI, de voorloper van de FBI. Het doel van de Radical Division was de jacht op de linkse radicalen die zouden proberen een communistische revolutie te ontketenen. Hoover ging vol enthousiasme aan de slag.
Hoewel er vrijwel geen bewijzen waren voor een communistisch complot tegen de Amerikaanse overheid was ieder lid van een communistische of socialistische partij of vakbond meteen verdacht. Dat gold ook voor ieder actief lid van een vakbond en eigenlijk ook voor iedere Amerikaan van Russische afkomst.
Hoover en zijn agenten legden lange lijsten van verdachten aan en in 1919 en 1920 werden duizenden van hen opgepakt in gewelddadige razzia’s.
J. Edgar Hoover en zijn assistent Clyde Tolson, circa 1939.
Het ‘rode’ schijngevaar?
Maar hoe reëel was de dreiging van de communisten eigenlijk? Hoover beschikte over maar heel weinig bewijs. Zo waren er agenten undercover gegaan bij de Amerikaanse communistische partij. Daaruit bleek wel dat er enige banden waren tussen de regering van Lenin in Rusland en de Amerikaanse ‘roden’, maar enig bewijs voor rechtstreekse opdrachten vanuit Moskou was er niet. Wel was er geld opgestuurd, met de verplichting aan de communisten om onderling geen ruzie meer te maken.
Een oproep die zeker nodig was. In tegenstelling tot wat er werd gedacht door de communistenjagers was er niet bepaald sprake van een grote eensgezinde groep die werkte aan de ondergang van de Amerikaanse maatschappij. Er waren talloze kleine partijtjes, vakbonden en splintergroeperingen. Als al hun leden bij elkaar opgeteld werden dan bleef het voor Amerikaanse maatstaven een kleine beweging met slechts enkele duizenden aanhangers.
Voor Hoover maakte het geen verschil. Hij bleef volharden in zijn overtuiging dat er sprake was van een groot complot. Het communisme was het grootste gevaar dat de VS bedreigde. En even leek hij gelijk te krijgen, toen in de jaren dertig de crisis uitbrak. De aanhang voor de vakbonden groeide en er braken verschillende grote stakingen uit met honderdduizenden deelnemers.
Maar hoe hard Hoover en zijn FBI het ook probeerden, ze konden het maar niet hard maken dat dit het werk was van de vanuit Moskou bestuurde communisten.
Staking in het onrustige jaar 1934 in Minneapolis. De staking werd georganiseerd door leiders die geassocieerd werden met de Trotskyist Communist League of America en duurde de hele zomer. (Foto: Wikimedia)
Het gelijk van Hoover
Ondanks de tanende interesse van het grote publiek voor de strijd tegen de communisten kreeg de BI een zijn opvolger de FBI steeds meer bevoegdheden. Zo mocht er onder president Franklin Delano Roosevelt steeds meer gebruik worden gemaakt van de nieuwste afluistertechnieken. Die werden niet alleen ingezet tegen de communisten maar ook, na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, de fascisten.
En niet zonder succes. Al snel werd duidelijk dat de Russische bondgenoot tal van spionnen had in de VS. Niet bij de Communistische partij, zoals Hoover en de zijnen tot dan toe dachten, maar bij de ambassade en consulaten op verschillende plekken in het land. En, wat voor de VS veel verontrustender was, bij de geheime wetenschappelijke groepen die werkten aan de atoombom.
En zo kreeg Hoover alsnog gelijk. Hij had eindelijk ontdekt dat Moskou geïnfiltreerd was in de Amerikaanse samenleving. Dat hij in de ruim twintig jaar daarvoor met geen enkel spoortje bewijs was gekomen, maakte niet uit. Hij had gelijk. En het uitbreken van de Koude Oorlog zorgde ervoor dat hij nog ruim veertig jaar gelijk zou hebben met zijn angst voor het Communistische Spook.
Wantrouwen
Wat met een serie bomaanslagen in 1919 begon eindigde pas in 1989 met de val van de Sovjetunie. Tachtig jaar lang zijn de Amerikanen grootgebracht met een communistische vijand. Een communistische vijand die aanvankelijk klein en later ver weg was. Maar toch heeft het constant hameren op die vijand gezorgd voor een fundamenteel wantrouwen tegen alles wat ‘rood’ is. Een wantrouwen dat zelfs nu, in 2012, nog een grote rol speelt in de presidentsverkiezingen.
Tijdsbeeld uit de film Public Enemies over de jacht op de grote criminelen van de jaren 20 en hoe dat de oprichting van de FBI bespoedigde.
Verder lezen en kijken
Lees de mini-recensie: 'Vijanden van de Staat. De geschiedenis van de FBI'
+In Vijanden van de Staat pluist Tim Weiner tot in detail de geschiedenis van de FBI uit. Eén van de machtigste ‘geheime’ organisaties van de wereld.
In tegenstelling tot de vele andere boeken die over het onderwerp zijn geschreven, blijft Weiner zoveel mogelijk weg bij de smeuïge details over het privéleven van zijn langstzittende directeur J. Edgar Hoover. Hoewel het natuurlijk erg verleidelijk is om het te hebben over zijn vermeende homoseksualiteit, zijn vermeende relatie met zijn adjunct-directeur of zijn vermeende banden met de maffia.
Weiner stapt daar als één van de eersten overheen en heeft het echt over de organisatie. En dat is een verademing. Vijanden van de Staat gaat over de FBI en zijn vijanden. En of het nu de communisten of de islamitische terroristen zijn, Weiner weet ze boeiend naar voren te brengen. Vijanden van de Staat is goed geschreven en bijzonder compleet.
► Vijanden van de Staat. De geschiedenis van de FBI, Tim Weiner, (2012), De Bezige Bij
- Meer artikelen over de Koude Oorlog en de Verenigde Staten op GeschiedenisBeleven.nl
- Op de website van de FBI zelf staat een overzicht van de beroemde zaken uit haar verleden.
- In Public Enemies. America’s Greatest Crime Wave and the Birth of the FBI, 1933-34 van Bryan Burrough (2004) meer over de jacht op de grote criminelen van de jaren 20 en hoe dat de oprichting van de FBI bespoedigde. Regisseur Micheal Mann maakte er een film van.
- Een filmpje op You tube waarin wordt “vastgesteld” dat Obama een communist is.
- Een documentaire over J. Edgar Hoover.
- J. Edgar Hoover over het gevaar van het communisme in de jaren 60:
©GeschiedenisBeleven.nl, auteur: Wytse Vellinga, eindredactie: Jim Pedd, beeldredactie: Nienke Hottinga, foto’s Wikimedia