Brief- en dagboekschrijvers uit WOII aan het woord

13.05.01.Dagboeken WOII - handschrift

Anne Frank was niet de enige die in de oorlog een dagboek bijhield. GeschiedenisBeleven laat daarom tijdens deze week van herdenking en herinnering vier onbekende brief- en dagboekschrijvers uit de Tweede Wereldoorlog aan het woord.

Door Eva Moraal

Vele Nederlanders, joods en niet-joods, man of vrouw, jong of oud, beseften tijdens de Tweede Wereldoorlog dat ze in bijzondere tijden leefden en gingen over hun persoonlijke ervaringen schrijven.

Zo ook verpleegster Claartje van Aals, de ‘andere journalist van Westerbork’ Willem Willing, de achtjarige Leo Meijer en zioniste Mirjam Bolle. GeschiedenisBeleven.nl vertelt hun verhaal aan de hand van hun eigen woorden uit brief- en dagboekfragmenten.

‘Als ik wil kan ik duiken’

Claartje van Aals, verpleegster in Het Apeldoornsche Bosch

‘Wat een lam gezicht trok ik in de trein hè? Ik voelde me zo lamlendig toen ik wegging,’ schrijft de 18-jarige Claartje van Aals (1922) aan haar goede vriendin Aagje (23-12-1940). Ze moet behoorlijk wennen aan haar nieuwe baan als verpleegster in de joods psychiatrische inrichting Het Apeldoornsche Bosch. Patiënten die op haar spugen en haar uitschelden: ‘ontzettend, gewoon’; ook voelt ze zich ‘nog wel een erg vreemde eend in de bijt.’ (30-12-1940).

Claartje van Aals

Al snel weet Claartje niet anders. Ze wordt een gewaardeerde collega en is populair onder de mannen: ‘Er is hier een broeder die is een beetje verkikkerd op me’. Maar zij is verliefd op iemand anders. (16-1-1941)

Langzamerhand nemen de maatregelen tegen joden toe. ‘Mijn zusje schreef dat in Amsterdam de joden niet in café’s mogen komen.’ (22-1-1941) Claartje begint zich ongerust te maken. ‘Ze zeggen dat de Neurenbergerwet in werking treedt. Dan mogen christenmensen zich absoluut niet meer met jodenmensen bemoeien.’ Toch gaat het gewone leven ook door. ‘Vandaag een lezing gehad over straatmuzikanten en een filmpje over een Brugge.’ (13-2-1941)

In 1942 slaat de toon van Claartjes brieven om. Alle niet-joodse werknemers worden in maart van dat jaar ontslagen, ‘verschrikkelijk is dat afscheid nemen’ (26-3-1942), en in mei komt de verplichte jodenster: ‘Wil je nog wel met me op straat lopen?’ (3/4-5-1942). In de inrichting wordt het steeds drukker en ‘iedereen moet bijna naar Polen’. ‘Het is werkelijk verschrikkelijk.’ (15-9-1942)

Op 21 januari 1943 schrijft Claartje haar laatste brief: ‘Lieve Aag, Meiske schrik niet, maar vandaag gaan we foetsie. (…) Als ik wil kan ik duiken, maar ik voel me verplicht om met de mensen mee te gaan.’ Samen met met dertienhonderd patiënten en vijftig personeelsleden wordt Claartje naar Westerbork gevoerd, en van Westerbork naar Auschwitz. Op 5 februari wordt zij daar vermoord.

► Claartje van Aals, samengesteld en toegelicht door Suzette Wijers, Als ik wil kan ik duiken… brieven van Claartje van Aals verpleegster in de joods psychiatrische inrichting Het Apeldoornsche Bosch 1940-1943, (Thomas Rap: 1995)

Dagboekbrieven uit Westerbork en Bergen Belsen
Mirjam Bolle, zioniste

‘Het is zo gek dat ik je eigenlijk nooit de sfeer kan laten voelen waarin we leven’, vertrouwt twintiger Mirjam Bolle (1917) haar verloofde Leo in Palestina toe. Het is 18 maart 1943 als Mirjam haar dagboekbrief schrijft. De jodenvervolging is in volle gang; zij is één van de weinigen die door hun Sperren en werk voor de Joodse Raad nog niet zijn opgepakt en afgevoerd. ‘Ogenschijnlijk zitten we rustig iets te doen, maar soms (…) heb je niets anders dan hartkloppingen en denk je ieder ogenblik de bel te zullen horen.’

13.05.01.Dagboeken WOII - Mirjam Bolle

Zioniste Mirjam Bolle had een unieke positie in dat zij de secretaresse was van David Cohen, één van de twee voorzitters van de JR. In Nederland, zoals in vele andere door de Duitsers bezette landen, moesten de joden aan hun eigen vervolging meewerken in door de bezetters aangestelde Joodse Raden. Een geraffineerd systeem van voorlopige vrijstellingen van transport, de zogenaamde Sperren, gaf mensen telkens weer dat beetje hoop dat zij de dans konden ontspringen.

Maar dat was allemaal misleiding, zoals Mirjam heel goed beseft. Alleen: ‘ door ieder bericht dat weer iets gunstiger is, krijg je weer een beetje hoop, dat is zo ellendig. Je wordt heen en weer geslingerd en kunt niet meer objectief zijn.’ Soms probeert ze dit toch, maar als ze dan tot de conclusie komt ‘dat er voor ons geen hoop meer is, denk ik: maar het kán toch dat ik, die in een zo goede positie bij de JR zit, het nog een half jaar of langer uithoud.’ Even verderop schrijft Mirjam, net nadat ze heeft geuit hoe ‘kapot van het verlangen’ naar Leo ze is: ‘‘Lieve schat, ik merk dat al mijn moeite om de sfeer te schilderen tevergeefs is. Ik kan het niet en ik geloof dat niemand het zal kunnen.’

Mirjam Bolle hield het nog precies twee maanden vol; toen werd ook zij opgepakt en via Westerbork naar Bergen Belsen gevoerd. Ze had het geluk om met enkele honderden anderen te worden uitgewisseld tegen een groep Duitsers in Palestina en overleefde zo de oorlog.

► Ik zal je beschrijven hoe een dag er hier uitziet. Dagboekbrieven uit Amsterdam, Westerbork en Bergen Belsen, Mirjam Bolle, (Contact 2005).

Sinterklaas in kamp Westerbork
Leo Meijer (8 jaar)

‘lieve Sint en Piet ik bent heel erg blij met dat rol pepermunt en en ik geeft u nu het laatste stuk rogebrood voor u paard en nu ziet u in mijn schoen een jongetje en ook 2 konijntjes die de mat klopen en vond u ook de andere dingen mooi’.

Leo Meijer

Leo Meijer (1935) kwam in het najaar van 1942 met zijn ouders in doorgangskamp Westerbork aan. Zijn vader was apotheker in Zwijndrecht. In Westerbork hadden Leo en zijn ouders het geluk een tijd lang vrijgesteld te zijn van transport.

De achtjarige Leo Meijer heeft nog veel meer dingen die hij aan Sint en Piet wilde toevertrouwen: ‘mijn vader is ziek en ik vind het in westerbork erg naar weet u nog van vroeger toen ik nog in zwijnderecht woonde en dat u mij toen een locomotief met wagens en raiols gegeven heeft.’ Ook schrijft hij over de school die ‘bij ons opgeheven’ is ‘omdat er kinderverlamming is ik krijgt van mijn vader les maar nu kan ik niet zo veel meer rekenen ziet u maar ik doet zo veel mogelijk.’ Als hij niets meer weet ‘te vertelen’ doet hij ‘de groeten van Leo’ aan Sint en Pint.

Leo schreef meerdere briefjes uit Westerbork, niet alleen aan Sint en Piet, maar ook aan vrienden en familie, waarin hij over zijn dagelijks leven in het kamp vertelde. Samen met zijn ouders ging Leo toch nog op transport op 3 september 1944, naar Theresienstadt. Vandaar ging het gezin door naar Auschwitz, waar Leo, 9 jaar oud, eind september werd vermoord.

► Groeten van Leo, een kind in kamp Westerbork, Martine Letterie, (Leopold 2013).
► Kinderen in kamp Westerbork, Dirk Mulder, Ben Prinsen (Herinneringscentrum Kamp Westerbork: Van Gorcum 1994), 79-85.

Afdrukken van indrukken
Willem Willing, de ‘andere journalist van Westerbork’

‘Nauwelijks gezeten komt Mam lijkbleek en met uitpuilende oogen de kamer binnen, zeggende: “Fie aangehouden door twee rechercheurs. Daar komen zij”.’ Willem Willing (1891), journalist uit Amersfoort, schrikt ‘geweldig, mijn knieën knikten,’ aldus zijn dagboekaantekening van augustus 1943.

Willem Willing

De aanwezigen moeten hun persoonsbewijzen laten zien en dan vallen zij door de mand: de onderduikers, onder wie Willem en zijn vrouw Margot worden linea recta naar De Hollandsche Schouwburg gebracht, het Amsterdamse verzamelpunt voor joden.

‘Suffig zetten wij ons neer. De dames huilen. Ook ik heb het leelijk te kwaad.’ Er zijn veel opgepakte onderduikers die als strafgeval naar Westerbork zullen worden afgevoerd. ‘Onder de onderduikers is alleen reeds een boek te schrijven’, merkt de journalist in Willing op. Een ‘kranzinnige tegenstelling’ noemt Willing de cabaretvoorstelling die een dag later in de schouwburg wordt opgevoerd.

Na een lange reis in een overvolle trein komt Willem in Westerbork aan. Hij doorgaat de registratie, o.a. op luizen. ‘Nooit van die beestje gehoord? Verschillende personen bleken ze te bezitten.’ Pas tegen 4 uur in de nacht bereiken ze hun barak: de strafbarak. In zijn dagboek beschrijft Willem vervolgens het dagelijks leven. Zijn werk in de industrie, o.a. ‘zooltjes plakken en knippen’, de joodse ordedienst die hen bewaakt, en de w.c’s, waar je ‘bleuheid’ snel afleert, ‘in rijen zit men daar waar belangrijke stukken en papieren vallen.’ Transportnachten zijn het ergst: ‘Ik ril in mijn bed. (…) Nu zal ik de namen voorlezen van hen die vertrekken. O, vervloekte W wat duurt het lang.’ Die keer is hij er niet bij, ‘maar in plaats van nu te juichen, wordt het vreugdegevoel overstemd, vanwege het leed der anderen.’

Op 8 februari ging Willem met zijn familie op transport naar Auschwitz. Als s-geval hadden zij geen schijn van kans. Het dagboek stuurde Willem tijdig op naar zijn dochter die het al die jaren als laatste memoriam aan haar vader heeft bewaard.

►  Afdrukken van indrukken. Dagboek en brieven uit Kamp Westerbork, Willem Willing, (Gopher 2004).

Verder lezen en kijken

©GeschiedenisBeleven.nl, auteur: Eva Moraal, foto’s: Herinneringscentrum Kamp Westerbork, uitgeverij Thomas Rap, Gopher Publishers en Contact/Pandora

Leestips