Was je in de 17e eeuw rijk, dan liet je een portret van jezelf in je weelderigste kledij maken. Het was het ideale middel om allure uit te stralen. En door wie liet je je dan op je paasbest portretteren? Door Michiel van Musscher natuurlijk!
Door Mei jet Broers
Michiel van Musscher (1645-1705) werd op 27 januari 1645 in Rotterdam geboren. Al op vijfjarige leeftijd zou hij begonnen zijn met tekenen. Zijn grootvader, vader en oom waren schilders: het schilderen zat hem dus in het bloed.
Op zijn vijftiende verhuisde hij met zijn familie naar Amsterdam. Daar begon Van Musscher met zijn opleiding als schilder. Hij ging korte periodes in de leer bij verschillende meesters. Zo volgde hij onder andere zeven lessen bij Gabriël Metsu (1629-1667) en mocht zich drie maanden leerling van Adriaen van Ostade (1610-1685) noemen.
In 1667 was zijn opleiding voltooid en ging Van Musscher als zelfstandig portrettist en genreschilder aan de slag.
Twee zelfportretten
Van Musscher vestigde zijn naam toen hij op zeer verfijnde en gedetailleerde wijze twee zelfportretten schilderde. Zijn stijl zorgde ervoor dat de rijke elite hem graag als portrettist wilde. Hij was populair bij de rijke Amsterdammers, die zich door hem op het doek lieten vereeuwigen. Hierdoor hoefde Van Musscher niet langer voor de vrije markt te schilderen. Zijn inkomsten haalde hij uit de opdrachten die hij kreeg. Dit zorgde voor financiële zekerheid.
In zijn privéleven kende hij minder geluk. Hij trouwde in 1678 en kreeg drie kinderen. Twee van hen stierven echter al in de wieg. In 1684 verloor hij ook zijn eerste vrouw. Van Musscher zou wel hertrouwen, maar bleef om zijn eerste vrouw, zijn grote liefde, rouwen. Hij schilderde nog vele portretten van haar, zelfs tijdens zijn tweede huwelijk.
Zelfportret van Michiel van Musscher uit 1673. (Privé collectie New York)
Een echte fijnschilder
De stijl waarin Van Musscher werkte is die van de Leidse fijnschilders. Deze techniek werd in Leiden ontwikkeld, zoals de naam al doet vermoeden. De fijnschilders probeerden voorstellingen zo minutieus en natuurgetrouw mogelijk af te beelden.
Van Musscher blonk uit in het weergeven van kleine details en stofuitdrukking. Op zijn schilderijen zijn de knopen van tapijten te tellen en de teksten op geschilderde boeken en brieven leesbaar. Waarschijnlijk gebruikte hij een vergrootglas bij het schilderen van deze kleine onderdelen.
Aan het eind van de 17e eeuw ontstond er veel vraag naar kleine portretten. De huizen van de elite hingen inmiddels vol met grote, vroeg 17e-eeuwse portretten van familieleden. Er was bijna geen plaats meer voor nieuwe schilderijen aan de muren, maar een kleintje kon er nog wel tussen. Van Musscher maakte daarom speciaal zeer kleine werken. Dit maakt het extra bijzonder dat hij details zo precies kon weergeven.
Poseren op je paasbest
Wanneer 17e-eeuwers zich lieten naschilderen, wilden zij er natuurlijk op hun paasbest uitzien. Daarom droegen de geportretteerden hun mooiste en duurste kleding en sieraden. Daarnaast lieten zij zich weergeven met attributen waarmee ze zichzelf identificeerden. Een succesvol zakenman, rijk geworden door de VOC, liet zich bijvoorbeeld vereeuwigen omringd door Indiase tapijten, tropische vogels en gekleed in Japanse stoffen. De elite koos voor Van Musscher omdat hij met zijn fijne stijl de kostbaarheid van hun kledingstoffen en attributen het beste kon weergeven.
Thomas Hees met zijn neven Jan en Andries Hees en een bediende geschilderd door Michiel van Musscher in 1687. Hees liet zich rokend, in een ontspannen pose portretteren tussen zijn aanwinsten uit Noord-Afrika. Op de achterzijde van het doek staat vermeld wie zijn bediende is: ‘Thomas de neger, 17 jaar’.(collectie: Rijksmuseum)
Van soberheid naar overdaad
Poseren in kleurrijke stoffen en overladen met kostbaarheden was een nieuwe tendens die zich na 1650 inzette. Voor die tijd lieten de rijke burgers en regenten zich in sobere calvinistische kleding portretteren. Dit wil niet zeggen dat deze calvinisten zich in hun ‘kloffie’ lieten schilderen. De zware, zwarte stoffen die zij droegen waren ook ontzettend kostbaar. Ze legden het er alleen niet zo dik bovenop dat zij vermogend waren.
Toen brak in 1650 de stadhouderloze periode (1650-1672) aan. Na het overlijden van prins Willem II (1626-1650) stopten de Staten-Generaal het stadhouderschap en benoemden geen nieuwe ‘leider’. De stadhouder was steeds de enige geweest die zich een vorstelijke allure aanmat. Met zijn wegvallen hadden de rijke burgers niemand meer boven zich staan en namen daarom gretig de buitenlandse hofstijl over.
Portret van een rijke dame met haar hond en dienstmeisje, Michiel van Musscher, 1686. (foto: Wikimedia)
Ingewikkelde poses en lage decolletés
De Nederlandse elite liet zich door Van Musscher in de Engelse hofstijl portretteren. Hij schilderde de rijke vrouwen bijvoorbeeld zittend in een idyllisch landschap en in weelderige kleding met lage decolletés. Zijn voorbeeld was mogelijk de Zuid-Nederlandse schilder Antonie van Dyck (1599-1541).
Van Dyck ontwikkelde aan het Engelse hof een informele portretstijl voor de hovelingen. Hij gaf hen weer in een verzonnen landelijke achtergrond. De aristocraten droegen kleurrijke, modieuze kleding en namen ingewikkelde poses aan. De edellieden hoefden gelukkig niet uren in een bepaalde houding te blijven staan. Waarschijnlijk gebruikte Van Dyck andere modellen om de lichamen te schilderen. De aristocraten liet hij dan alleen poseren voor het gezicht en de finishing touch.
Maria Schaep (1658-1725), echtgenote van Hendrick Bicker, geschilderd door Michiel van Musscher in 1682. (collectie Rijksmuseum)
Nadagen van Van Musscher
Van Musscher maakte in totaal 135 schilderijen. Zijn laatste en bekendste werken zijn de portretten van tsaar Peter de Grote (1672-1725) en diens adviseur François Lefort. Hierna werd zijn productie minder en stopte uiteindelijk geheel in 1701.
Misschien kwam dit door het achteruitgaan van zijn gezichtsvermogen. In deze periode breidde hij zijn collectie vergrootglazen namelijk uit. Hij had dus schijnbaar meer hulpmiddelen nodig om goed te kunnen zien en te schilderen. Door de dalende inkomsten in zijn nadagen, werd de eens zo succesvolle Van Musscher na zijn overlijden in 1705 op zeer bescheiden wijze begraven.
Onorigineel en talentloos?
Van Musscher zou tot in de 18e eeuw een gewaardeerd schilder blijven. Maar in de 19e eeuw vervloog zijn roem. In deze periode werden vooral de werken van Rembrandt en Frans Hals uit het begin van de 17e eeuw bejubeld vanwege hun ruwe verftoets. Van Musscher werd door kunsthistorici afgedaan als onorigineel en talentloos.
Pas tegen het eind van de 20e eeuw kregen de classicistische werken waarop de verf glad en egaal is aangebracht meer waardering van kunsthistorici. Daardoor kwam ook Van Musscher weer in de belangstelling te staan. Inmiddels hebben musea zijn werken aangekocht en is de allereerste overzichtstentoonstelling van de werken van deze portrettist te zien in Museum Van Loon.
Schilderij genaamd Sinfonia door Michiel van Musscher uit 1671. (collectie: The Detroit Institute of Arts)
Verder lezen en kijken
- Meer artikelen over kunstgeschiedenis op GeschiedenisBeleven.nl
- Werken van Michiel van Musscher zijn te zien in o.a. Museum Van Loon, het Rijksmuseum, het Mauritshuis en Boijmans Van Beuningen.
- Boek: Michiel van Musscher. De weelde van de Gouden Eeuw (2012), Robert Gerhardt en Francis Quint, WBOOKS.
- Boek: Gouden Eeuw. Het raadsel van de Republiek (2002), Maarten Prak.
- Boek: De schilderkunst van de Republiek (1996), Mariët Westermann.
- De tentoonstelling Michiel van Musscher. De weelde van de Gouden Eeuw is t/m 10 juni 2012 te zien in Museum van Loon, Amsterdam.
©GeschiedenisBeleven.nl, auteur: Mei jet Broers, eindredactie: Marleen Boeve, beeldredactie: Anna de Wit, afbeeldingen: Wikimedia