De trekhond: “de schande onzer natie”

Hondenkar in 1904.

Karren getrokken door honden waren honderd jaar geleden een heel normaal straatbeeld. Om het vaak treurige lot van deze honden te verbeteren trad op 1 september 1911 de Trekhondenwet in werking. Het voorzichtige begin van een andere kijk op honden.

Door Martin Deinum

De eerste meldingen van hondenkarren stammen al vanaf het begin van de 17e eeuw. Ze worden pas echt veel gebruikt in de 19e en 20e eeuw. In allerlei beroepen waar een last te vervoeren is, zijn honden in gebruik: postbezorgers, marskramers, eierhandelaren, krantenbezorgers, melkboeren, noem maar op. Sommige honden schijnen zelfs trekschuiten getrokken te hebben.

Als trekkracht waren honden vaak geschikter dan paarden. Hondenkarren waren klein en wendbaar, veel handiger in gebruik in smalle stadsstraten dan grote, brede paardenkarren. Honden waren daarnaast veel goedkoper in de aanschaf en het onderhoud. Waar paarden een stal en speciaal voer vereisten, namen honden al genoegen met een hondenhok als onderkomen en etensresten en slachtafval als maaltijd.

Hondenkar, Maastricht 1932 (Nationaal Archief / Collectie Spaarnestad)
Hondenkar, Maastricht 1932 (Nationaal Archief / Collectie Spaarnestad)

Een hondenbaan

Als het op trekhonden aankomt, is de term ‘hondenbaan’ wel heel erg toepasselijk. Uit opgegraven botresten én uit verslagen uit die tijd blijkt wat een afschuwelijk lot veel honden ondergingen.

Denk aan uitgemergelde honden met afgesleten voetzolen die onvoorstelbare gewichten moesten voorttrekken, tot soms vele honderden kilo’s per hond.

Na jarenlang afgebeuld te zijn waren de gewrichten versleten, waardoor iedere beweging veel pijn deed. Soms kwam de staart tussen de spaken van de wielen, waardoor de staart brak. De kwellingen waren niet alleen van lichamelijke aard, maar ook van geestelijke: veel honden waren vals geworden na jaren van mishandeling door de baas en pesterijen door straatjongens.

Man en vrouw in Walcherse streekdracht bij hondenkar, circa 1905 - 1937. (foto: Geheugen van Nederland)
Man en vrouw in Walcherse streekdracht bij hondenkar, circa 1905 – 1937. (foto: Geheugen van Nederland)

Drinkbak verplicht

Al vóór 1910 zijn er wel gemeentelijke verordeningen die regels geven voor het gebruik van trekhonden. Deze zijn er echter voornamelijk om burgers te beschermen tegen agressieve honden en ter verbetering van de verkeersveiligheid. Pas later wint de mening terrein dat de honden zelf ook bescherming nodig hebben tegen misbruik door hun bazen.

In 1910 besluit de regering die mening formeel status van wet te geven: op 1 september 1911 treedt uiteindelijk de Trekhondenwet in werking. Houders van trekhonden zijn voortaan vergunningplichtig en moeten zich laten registreren.

Het is verboden om honden in te zetten die kreupel, gewond, zichtbaar drachtig of nog niet volwassen zijn. Een drinkbak is verplicht en er gaan ook regels gelden voor het tuig waarmee de hond vastzit aan de kar. De borstriem, buikriem en draagriem moeten van bepaalde afmetingen en van bepaald materiaal zijn.

En de trekhond moet voortaan verplicht een muilkorf dragen. Op het niet naleven van de wet staan boetes.

Keuring in kader Trekhondenwet. Uden 1927 (foto: BHIC)
Hond met muilkorf tijdens keuring in kader Trekhondenwet. Uden 1927 (foto: BHIC)

Oogje dicht

In 1927 wordt de wet aangepast. Er komt nu een keuring van trekhonden. En het is de bedoeling dat inspecteurs naleving van de wet gaan controleren, want daar schort het nog al eens aan. Het bestaan van de wet betekent namelijk niet dat de ellende voor trekhonden nu voorbij is.

In veel gemeenten weten de autoriteiten niet eens van het bestaan van de wet, laat staan dat de gewone man ermee bekend is. En als de wet wel bekend is, dan heeft men er vaak lak aan. Op het platteland maken regeltjes uit Den Haag weinig indruk, daar doen mensen de dingen zoals ze die altijd al gedaan hebben. De nieuwlichterij van zo’n wet leggen ze naast zich neer.

Daarbij houden de inspecteurs amper toezicht op naleving van de wet. De inspecteurs zijn sowieso geen vakmensen. Meestal doet de plaatselijke politieagent of dierenarts het inspecteurschap er eventjes bij.

Het gaat er dan nogal eens op z’n ouwe-jongens-krentenbrood aan toe. “Ach inspecteur, u gaat toch zeker niet moeilijk doen omdat de borstriem niet precies aan het vereiste aantal centimeters voldoet? Ik ben voor de kost helemaal afhankelijk van het behoud van mijn vergunning, daar houdt u toch zeker wel rekening mee?”

De inspecteur wilde in veel gevallen de beroerdste niet zijn en kneep vaak wel een oogje dicht.

De Gemeente Politie meet een trekhond op met behulp van een schofthoogtemeter voor de jaarlijkse keuring van trekhonden. (foto: ANP Photo / G. van de Werff)
De Gemeente Politie meet een trekhond op met behulp van een schofthoogtemeter voor de jaarlijkse keuring van trekhonden. (foto: ANP Photo / G. van de Werff)

Treurige werkelijkheid

Kortom, het handhaven van de wet had niet zo’n hoge prioriteit bij de autoriteiten. Dat de naleving niet helemaal verslofte, is voor een groot deel te danken aan de Anti-Trekhondenbond. Opgericht in 1912, later omgedoopt tot Bond tot Bescherming van Honden, stelt deze bond zich als doel het afschaffen van de trekhond.

Veel arme mensen, die voor hun broodwinning hun trekhond echt niet kunnen missen, krijgen een bakfiets of een klein paard met wagen. Voorwaarde is wel dat ze de kar wegdoen, en de hond alleen nog maar als huisdier houden.

De Bond doet in brochures – in de typisch sentimentele bewoordingen van die tijd en verduidelijkt met foto’s – verslag van de trekhonden-ellende:

“De trekhond is de schande onzer natie (…).De botten steken aan alle kanten uit. De schurftplekken en gaten zijn goed te zien. Dit geheele beeld der ellende toont ons de schandelijke uitbuiting van den trekhond, in al zijn treurige werkelijkheid.”

Verwaarloosde trekhonden
Verwaarloosde trekhonden in 1928. De hond rechts heeft een misvormd skelet door het trekken van zijn baas op een beladen wagen. Tegen de man is proces verbaal opgemaakt vanwege de grote borstwond onder het tuig van de hond. (foto’s: Geheugen van Nederland)

Einde van de hondenkar…

De hondenkar verdwijnt in de loop van de 20e eeuw steeds meer uit het straatbeeld. De opkomst van transportfietsen, bakfietsen, motorfietsen en de auto maakt het gebruik van honden als trekkracht overbodig. Bovendien groeit het maatschappelijk verzet dankzij het werk van de Anti-Trekhondenbond. Uiteindelijk wordt in 1962 het gebruik van de hond als trekkracht geheel verboden. Dan zijn er ook nog maar zo’n dertig á veertig trekhonden in het hele land over.

Nederland was overigens erg laat met een verbod. In Frankrijk en Engeland was de hondenkar in de 19e eeuw al verboden, in Denemarken is het zelfs nooit toegestaan.

… of toch niet?

Verrassing: hondenkarren zijn tegenwoordig nog steeds volop verkrijgbaar. Tik op een zoekmachine het woord maar eens in, en je krijgt legio websites waarop ze te koop worden aangeboden. Alleen is de vorm nu volkomen anders. Tegenwoordig is het een comfortabel karretje om achter een fiets te haken, waarin de hond plaats mag nemen. Zijn baasje rijdt hem of haar vervolgens rond, als een verwende westerse toerist in een riksja.

Een treffende illustratie van de totaal veranderde manier waarop we vandaag de dag met honden omgaan.

Verder lezen en kijken

  • Dé hondenkarkenner van Nederland heeft een eigen website.

©GeschiedenisBeleven.nl, auteur: Martin Deinum, eindredactie: Margriet Pflug, foto’s Wikimedia, Geheugen van Nederland, Flickr/JanWillemsen en Flickr/BHIC (midden en onder).

Leestips