De weg naar Van Eyck

De Man met de rode tulband: vermoedelijk zelfportret van Jan van Eyck. (foto: Wikimedia)

In het tweede decennium van de twintigste eeuw begon de Nederlandse historicus Johan Huizinga een ambitieus onderzoek naar de gebroeders Van Eyck. Dit onderzoek, later betiteld als het Herfsttij der Middeleeuwen, groeide uit tot een allesomvattende karakterisering van de Late Middeleeuwen. Wat vond Huizinga van Van Eyck en zijn tijdgenoten?

Door Bas Vogel

Johan Huizinga geeft de naam Herfsttij aan de periode tussen 1350 en 1480. Belangrijke kunstenaars uit deze tijd zijn Jan van Eyck, Rogier van der Weyden en Gerard David. Het is interessant om, zoals Johan Huizinga dat deed, te kijken naar het werk van Jan van Eyck en zijn tijdgenoten en de mening van de auteur tegen het licht te houden.

Herfsttij

Hoewel Herfsttij der Middeleeuwen begon als een onderzoek naar de schilderende broeders Jan en Hubert van Eyck bevat de publicatie weinig over kunst. De eerste tien hoofdstukken omschrijven de handelingen van prinsen en staatsmannen, en verhalen over ridderlijkheid en literatuur aan het Bourgondische hof te Vlaanderen.

In de passages die wel over kunst gaan is Huizinga zeker niet positief over werk uit de Late Middeleeuwen. Hij zag dat als toegepaste kunst waarbij inventiviteit ontbrak. Kunst moest volgens Huizinga louter esthetisch zijn, en dat was die uit de Late Middeleeuwen niet. Kunst uit het Herfsttij was allegorisch van aard en iconografie kon de voorstelling op een schilderij bepalen. Dergelijke kunst is natuurlijk niet het resultaat van een creatieve geest, aldus Huizinga.

Handtekening van Jan van Eyck (vertaald: Jan van Eyck was hier) op een van zijn beroemdste schilderijen: het portret van Giovanni Arnolfini en zijn vrouw, ca. 1434. (foto: Wikimedia)
Handtekening van Jan van Eyck (vertaald: Jan van Eyck was hier) op een van zijn beroemdste schilderijen: het portret van Giovanni Arnolfini en zijn vrouw, ca. 1434. (foto: Wikimedia)

Huizinga heeft hier wel een punt. De Vlaamse meesters kopieerden elkaar en hergebruikten motieven. Maar, in tegenstelling tot wat Huizinga beweert, waren de kunstenaars toch innovatief.

Drie grootheden uit de Vlaamse kunst – Jan van Eyck, Rogier van der Weyden en Gerard David, ‘Vlaamse Primitieven’ genoemd – schilderden allen een eigen, vernieuwende voorstelling van de Kruisiging van Christus. Er werd geëxperimenteerd, gezocht naar nieuwe technieken en invalshoeken.

De Nederlandse Renaissance

De tentoonstelling De weg naar Van Eyck (2012/2013) in Museum Boijmans van Beuningen zal de bezoeker meenemen langs werken uit de internationale gotiek. In deze stroming ligt de nadruk op elegante en geïdealiseerde Bijbelse onderwerpen, en het was in de Late Middeleeuwen dan ook de heersende stijl.

Van Eyck werkte echter niet naar conventie; hij observeerde zijn onderwerpen zorgvuldig en schilderde deze zeer secuur. Hij schilderde wat hij zag en maakte zijn onderwerpen niet mooier dan ze waren.

De komst van zijn exacte observatie en gedetailleerde uitvoering kondigde het einde aan van de internationale gotiek en plaveide de weg voor de Nederlandse Renaissance. Huizinga zag dit niet zo – volgens hem was naturalistisch schilderen het beknotten van een scheppende en creatieve geest.

12.10.11.Weg naar Van Eyck - stel
Detail van het Portret van Giovanni Arnolfini en zijn vrouw, ca. 1434 door Jan van Eyck, een van zijn beroemdste werken. (Collectie: National Gallery Londen, foto: Wikimedia)

Jan van Eyck

Er is weinig bekend over het leven van Jan van Eyck. Vermoedelijk werd hij omstreeks 1390 geboren in Maaseik. In 1422 was hij reeds een verdienstelijk kunstenaar in dienst van de Graaf van Holland te Den Haag en een aantal jaren later was hij Hofschilder in Brugge onder hertog Filips de Goede. Verder weet men weinig met zekerheid – de lacunes in het levensverhaal worden door historici dankbaar gebruikt voor speculaties.

Op de tentoonstelling De weg naar Van Eyck zal een drietal schilderingen van een gekruisigde Christus te zien zijn; allen van een andere kunstenaar. De vroegste van deze voorstellingen is de Gekruisigde Christus tussen Maria en Johannes de Doper door Jan van Eyck uit 1430. De schildering is een statisch geheel en de voorstelling lijkt geënsceneerd. Het stadsgezicht op de achtergrond is het resultaat van een nauwkeurige observatie en lijkt een vrij accurate voorstelling van Jeruzalem uit de 15de eeuw.

Rogier van der Weyden

Contemporain en concurrent van Jan van Eyck was Rogier van der Weyden. Van der Weyden werd omstreeks 1400 geboren als Roger de la Pasture in het Franstalige plaatsje Doornik en studeerde aldaar onder grootmeester Robert Campin. In 1436 werd de kunstenaar stadsschilder van Brussel, de stad waar hij tot zijn dood bleef, en veranderde zijn naam in het Nederlandse Rogier van der Weyden.

Als grootste verdienste bracht Van der Weyden de emotie naar de kunst van het Herfsttij. Van Eyck plaatste zijn figuren vaak statisch in de ruimte, zoals op de Gekruisigde Christus tussen Maria en Johannes de Doper goed is te zien. Van der Weyden creëerde een harmonieuzer geheel waarbij de hoofdpersonen op elkaar reageren.

De Kruisiging van Rogier van der Weyden is duidelijk anders dan het werk van zijn voorganger. De huilende Maria grijpt het crucifix terwijl een droevige apostel zijn lichaam afwendt. In de achtergrond tekent de aankomende wolkenbreuk zich af en dalen engelen uit de hemel. De voorstelling vangt het dramatische moment van overlijden; het is niet slechts een Christus aan een kruis.

collage2
Drie maal de Kruisiging.1: Jan van Eyck uit 1430. De schildering is een statisch geheel en de voorstelling lijkt geënsceneerd. 2. Rogier van der Weyden, ca. 1445. In dit werk is, veel meer dan in het werk van Van Eyck, emotie te herkennen. 3. Gerard David. Hij lijkt de statische en serene stijl van zijn voorgangers los te laten ten faveure van meer beweeglijkheid.

Gerard David

De laatste der Vlaamse Primitieven was Gerard David. Geboren in het Utrechtse Oudewater maar vooral woonachtig in Brugge, alwaar David de belangrijkste schilder werd na het overlijden van Hans Memling in 1494. David lijkt de statische en serene stijl van zijn voorgangers los te laten ten faveure van meer beweeglijkheid. Karakteristiek voor het werk van David is het heldere en lichte kleurgebruik, evenals de monumentale figuren die soms compleet beeldvullend zijn en met vaak een belangrijke positie voor het landschap. Ook David schilderde een voorstelling van de kruisiging.

Gerard David heeft duidelijk naar Van der Weyden en Van Eyck gekeken toen hij De Kruisiging schilderde. Toch is het werk in enkele aspecten duidelijk anders. De voorstelling is druk en er gebeurt veel; dit lijkt ten koste te gaan van de dramatiek die Van der Weyden zo treffend schilderde. Het gebruik van felle, minder sombere kleuren draagt hieraan bij. Op de achtergrond is Jeruzalem afgebeeld, zoals Van Eyck dat eerder ook deed.

Te veel verschillen

Huizinga beschuldigde de kunst uit het Herfsttij van een gebrek aan creativiteit waarbij kunstenaars elkaar kopieerden. Dit is gedeeltelijk een juiste kritiek. Kunstenaars herhaalden motieven, zoals bij de voorstellingen van kruisigingen is te zien. Desondanks zijn er te veel verschillen om het als kopieën te zien. Huizinga zag juist de Renaissance als toonbeeld van creativiteit, maar in essentie is de Renaissance juist het kopiëren van de oudheid.

Detail van een van de topstukken van Jan van Eyck: de Annucatie. (Collectie: National Gallery of Art, Washington D.C, foto: Wikimedia)
Detail van een van de topstukken van Jan van Eyck: de Annucatie. (Collectie: National Gallery of Art, Washington D.C, foto: Wikimedia)

Verder lezen en kijken


©GeschiedenisBeleven.nl, auteur: Bas Vogel, eindredactie: Anna de Wit, beeldredactie: Anna de Wit, foto’s: Wikimedia

Leestips